1 Hallelujah! Looft, gij knechten des HEEREN! looft den Naam des HEEREN. 2 De Naam des HEEREN zij geprezen, van nu aan tot in der eeuwigheid. 3 Van den opgang der zon af tot haar nedergang, zij de Naam des HEEREN geloofd. 4 De HEERE is hoog boven alle heidenen, boven de hemelen is Zijn heerlijkheid. 5 Wie is gelijk de HEERE, onze God? Die zeer hoog woont.
De lofprijzing is een belangrijke offergave bij alle plechtige feesten van het volk van God. Het gebed is de mirre en de lofprijzing is de wierook. Beide moeten aan de Heere aangeboden worden. Hoe kunnen wij om genade bidden voor de toekomst als wij God niet loven om Zijn liefde in het verleden? De Heere heeft alle goede dingen voor ons bewerkstelligd, laten wij Hem daarom aanbidden. Als Gods eigen dienaren Hem niet prijzen, wie zal dat dan wel doen? De naam Jehova wordt driemaal gebruikt en kan door degenen van ons die het leerstuk van de Drie-eenheid begrijpen, als een nauwelijks verhulde toespeling op dat heilige mysterie worden beschouwd. Laten de Vader, de Zoon en de Heilige Geest allen worden geprezen als de ene, enige, levende en ware God.
Terwijl ze Hem hardop loofden, moest het volk Hem ook in de stilte van hun hart loven, Zijn naam heerlijkheid, Zijn zaak voorspoed, en Zijn waarheid de overwinning toewensend. Door ‘de naam’ te noemen leert de psalmist ons elk van de eigenschappen van de Allerhoogste te prijzen, die als het ware de letters van Zijn naam zijn: niet twistend met Zijn gerechtigheid of Zijn strengheid, noch slaafs Zijn macht vrezend, maar Hem aanvaardend zoals wij Hem geopenbaard vinden in het ingegeven Woord en door Zijn eigen daden, en Hem als zodanig liefhebbend en lovend. Wij moeten de Heere geen nieuwe naam geven of een nieuwe natuur voor Hem uitvinden, want dat zou de installatie van een valse god zijn. Telkens als wij denken aan de God van de Schrift moeten wij Hem loven, en Zijn verheven Naam dient nooit zonder vreugdevolle eerbied uitgesproken te worden.
Vanaf de vroege morgen tot de late avond moet een aanhoudend loflied naar Jehova’s troon oprijzen, en van oost tot west moet over de hele aarde zuivere aanbidding worden bewezen aan Zijn roem. Zo behoort het te zijn; en geloofd zij God, wij mogen geloven dat het zo zal zijn. Wij vertrouwen erop dat, voordat de bange avond komt, de roemrijke naam van de Heere onder alle naties geproclameerd zal worden, en alle volken Hem heilig zullen noemen. Bij de eerste proclamatie van het Evangelie was de naam van de Heere heerlijk over de ganse aarde. Zal het niet in veel grotere mate zo zijn, voordat het einde komt? In elk geval is dat het verlangen van onze ziel. Laten wij intussen elke dag proberen te heiligen met de lofprijzing van God.
Ook al kenden de heidenen Hem niet, Jehova was hun machthebber; hun valse góden waren geen góden, en hun koningen waren marionetten in Zijn handen. De Heere is hoog verheven boven alle wetenschap, oordeel en verbeelding van heidense sagen, en ver boven de pracht en macht van de vorsten van de volken. Niemand kan ook maar even met Hem vergeleken worden; Israels God heeft Zijns gelijke niet. Onze eigen God in het verbond staat alleen, en niemand kan met Hem vergeleken worden.
Overweging:
Het ligt in de aard van de liefde dat wij aan degene die wij liefhebben de voorkeur geven boven alle anderen, en vragen: ‘Wie is als mijn geliefde?’.