Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
De ongerechtigheid van de geheiligde gaven. Exodus 28 vers 38
Wat een sluier wordt er opgelicht en wat een ontdekking doen wij hier! Als wij een poosje bij het verdrietige tafereel stilstaan (van de zonden in onze geheiligde dingen), zal het ons verootmoedigen. We zullen er ons voordeel mee kunnen doen. Denk eens aan de zonden die wij begaan in het uitoefenen van ons geloof, zoals huichelarij, vormengodsdienst, lauwheid, oneerbiedigheid, ons hart dat er niet bij betrokken is, maar overal heen dwaalt, het vergeten van God; wat een volheid van zonden hebben wij op dit gebied! Onze arbeid voor de Heere is zo vaak vermengd met eerzucht, egoïsme, onverschilligheid, traagheid en ongeloof. Wat een onheiligheid laten wij ook hierin zien. En wat heersen er vaak oppervlakkigheid, koudheid, nalatigheid, slaperigheid en leegheid in onze uren van gebed en afzondering. Als wij eens iets zorgvuldiger zouden letten op deze zonden, dan zouden wij ontdekken dat ze oneindig groter zijn dan wij misschien dachten. Dr. Payson schrijft aan zijn broer: ‘Mijn gemeente en mijn eigen hart lijken veel op de akker van een luiaard; en wat nog erger is, ik voel dat de begeerte die ik heb om er iets aan te verbeteren, voortkomt uit hoogmoed, of uit ijdelheid, of uit luiheid.’ Als ik het onkruid, dat mijn akker bedekt, eens goed bekijk, zend ik het ernstige gebed op: ‘O, dat dit onkruid toch uitgeroeid mag worden!’ Maar wat is eigenlijk de aanleiding tot dit gebed? Misschien is het wel de begeerte om tegen mijzelf te kunnen zeggen: ‘Wat ziet mijn akker er toch goed uit!’ Wat een hoogmoed. Maar het zou ook kunnen dat ik het bid zodat mijn buren, als ze over de muur van mijn tuin kijken, zouden zeggen: ‘Wat staat alles in jouw tuin mooi in bloei!’ Dit is ijdelheid. Het kan zelfs zo zijn dat ik bid om de uitroeiing van het onkruid omdat het mij zelf verveelt om het er zelf uit te trekken. Dat is luiheid. Zelfs onze begeerten naar heiligheid worden vaak ontheiligd door slechte motivaties. Onder de groenste graszoden zitten slangen verstopt; we hoeven niet lang te kijken om ze te ontdekken. Als de Hogepriester de ongerechtigheid van de geheiligde gaven droeg (zie Exodus 28), stonden op zijn voorhoofd de woorden: de Heiligheid van de Heere. Wat een heerlijke gedachte! Terwijl Jezus onze zonden draagt, stelt Hij Zijn eigen heiligheid voor het aangezicht van Zijn Vader, en niet onze onheiligheid. O, dat wij genade ontvangen, om onze grote Hogepriester door het oog van het geloof te zien!