Want Gij zijt mijn lamp, o Heere; en de Heere doet mijn duisternis opklaren. 2 Samuel 22:29
Leef ik in het licht? Dan bent u, o Heere, mijn lamp. Wat is dat een heerlijk getuigenis van David. En al Gods kinderen zeggen het hem na: U bent mijn lamp. Als U zich terugtrekt, is mijn vreugde weg. Maar als Uw liefde mijn hart vervult, ben ik werkelijk gelukkig. U bent mijn verlangen. Verkeer ik in de duisternis? Dan zult U mijn duisternis opklaren. Al wordt het steeds somberder in mijn leven, al stapelt de ene wolk zich op de andere, ja, al wordt het zó donker dat ik mijn eigen hand niet kan zien, dan zal ik nog steeds de hand van de Heere zien. Als ik in mijzelf geen licht kan vinden, en ook niet bij mijn vrienden, ja, in de hele wereld niet, dan kan de Heere, Die eenmaal zei: ‘Daar zij licht’, hetzelfde zeggen. En dan is er licht. Hij zal mij door Zijn woord in het zonlicht stellen. Ik zal niet sterven, maar leven. De dag breekt al door.