Gebed.
Gij Die Koning der koningen en Heere der heren zijt, wij aanbidden U. Voor Jehovah’s ontzaglijke troon buigen wij met heilige vreugde. Wij kunnen oprecht zeggen dat wij ons verheugen in God. Er was een tijd dat wij bang voor U waren, o God, wij hadden de vrees van slavernij over ons. Maar nu hebben wij eerbied, en wij hebben U evenveel lief als dat wij eerbied hebben. De gedachte aan Uw alomtegenwoordigheid was eens een afgrijselijk iets voor ons. Wij zeiden: Waarheen zullen wij vluchten voor Zijn aanwezigheid? Het leek de hel nog vreselijker te maken, omdat wij een stem hoorden: “of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar.” Maar nu, o Heere, verlangen wij er naar U te vinden. Ons verlangen is Uw aanwezigheid te voelen en het is de hemel der hemelen als U er bent. Het ziekbed is zacht als U er bent. De oven van de verdrukking wordt koel wanneer U daar bent, en wanneer u in het huis van het gebed bent, is het niets anders dan het huis van God en het is de poort van de hemel zelf.
Kom, nader tot ons Vader, kom zeer nader tot Uw kinderen. Sommigen van ons zijn erg zwak van lichaam en zwak van geest. O God, leg Uw rechterhand op ons en zeg tot ons: “Vrees niet.” Sommigen van ons zijn in deze zwakke toestand en de wereld trekt aan hen. Kom naderbij om de invloed van de wereld te doden met Uw almachtige kracht.
Zelfs aanbidding is voor sommigen niet gemakkelijk. De draak schijnt hen te achtervolgen, en laster uit zijn mond spoelen hun toewijding weg. Geef hen de vleugels als van een adelaar, opdat zij mogen wegvliegen naar de plaats die voor hen bereid is, zodat zij nu, vandaag, mogen rusten in de tegenwoordigheid van God.
O Vader, kom en schenk Uw kinderen rust. Neem de helm van ons voorhoofd, verwijder het gewicht van onze zware wapenrusting voor een tijdje, zodat we vrede mogen hebben, volmaakte vrede, en volmaakte rust. Oh help ons, bidden wij U. Doe zoals Gij Uw volk hebt gewassen in de fontein gevuld met bloed, want zij zijn rein. Was deze morgen de verontreiniging van ons af in het water uit de waterkan. O Meester, was onze voeten opnieuw. Het zal ons enorm verfrissen, het zal ons voorbereiden op de innige gemeenschap met U. Ja, zo wasten ook de priesters zich voordat ze het heilige binnengingen.
Heere Jezus, neem nu alles van ons weg wat de innigste gemeenschap met God in de weg zou staan. Verwijder elke wens of verlangen dat ons zou kunnen belemmeren in het gebed, dat bidden wij U. Neem elke herinnering aan verdriet of zorg die zou kunnen verhinderen dat we onze liefde volledig op onze God richten, toch weg. Wat hebben wij nog met afgoden te doen? U hebt ons gezien en geobserveerd. U weet waar de moeilijkheid ligt. Help ons ertegen, en mogen we nu vrijmoedig binnenkomen, niet alleen in het Heilige der Heiligen, maar in het allerheiligste, waar we niet zouden durven komen als onze grote Heere het voorhangsel niet had gescheurd, het verzoendeksel niet had besprenkeld met Zijn eigen bloed, en ons niet had binnengeroepen.
Nu zijn wij dicht tot U genaderd, bij het licht dat schijnt tussen de vleugels van de Cherubijnen, en wij spreken nu met U zoals een man met zijn vrienden spreekt. Onze God, wij zijn van U en U bent de onze. Wij zijn betrokken bij één zaak, wij zijn samen verbonden bij één strijd. Want Uw strijd is onze strijd, en onze strijd is de Uwe. Help ons, bidden wij U.
U die Michael en zijn engelen kracht gaf om de draak en zijn engelen te verdrijven, help arm vlees en bloed, opdat ook aan ons het woord vervuld wordt: “De God des vredes zal de satan haast onder uw voeten verpletteren.”
Och Vader, we zijn erg zwak. Het ergste van alles is dat we erg verdorven zijn als we aan onszelf worden overgelaten, en we vallen snel ten prooi aan de vijand. Help ons daarom.
Wij bekennen, dat soms in het gebed, wanneer wij het dichtst bij U zijn, er een kwade gedachte in ons opkomt, een verdorven verlangen. Oh! Wat zijn wij toch arme onnozelaars. Heere, help ons. We hebben het gevoel dat we nu nog dichter bij U willen komen, en ons verbergen onder de schaduw van Uw vleugels. Wij wensen verloren te gaan in God. Wij bidden dat U in ons mag leven, en dat niet wij leven, maar dat Christus leeft in ons en Zichzelf toont in ons en door ons.
Heere, heilig ons. O! Dat toch Uw Geest moge komen en elk vermogen moge verzadigen, elke hartstocht moge bedwingen en elke kracht van onze natuur moge gebruiken voor gehoorzaamheid aan God.
Kom, Heilige Geest, wij kennen U; U hebt ons vaak overschaduwd. Kom, neem vollediger bezit van ons. Wij voelen dat wij recht voor het verzoendeksel staan, en het is ons allerhoogste gebed om volmaakte heiligheid, volledige toewijding, volledige reiniging te verkrijgen van alle kwaad.
Neem ons hart, ons hoofd, onze handen, onze voeten, en gebruik hen allemaal voor U. Heere, neem ook ons bezit, laat ons het niet voor onszelf opsparen, noch voor onszelf uitgeven. Neem ons talent, laten we niet proberen onszelf te onderwijzen zodat we de reputatie hebben wijs te zijn, maar laat elke vermeerdering van kennis ons ertoe brengen dat wij U nog beter kunnen dienen.
Moge iedere ademtocht voor U zijn; moge iedere minuut voor U worden besteed. Help ons in dit leven en terwijl wij onze taak volbrengen in de wereld, zoals wij dat moeten doen, want daartoe zijn wij geroepen, mogen wij de wereld heiligen voor Uw dienst. Mogen wij zoutkorrels zijn temidden van de samenleving. Mogen onze geest en ons humeur en ons gesprek in de hemel zijn; moge er een invloed om ons heen zijn die de wereld beter zal maken voordat we haar verlaten. Heere, hoor ons in deze zaak.
En nu U naar ons luistert, willen wij bidden voor deze arme wereld waarin wij leven. We zijn er vaak door ontzet. We horen van onderdrukking, beroving en moord, en de mensen lijken tegen elkaar te zijn opgestaan. Wat moeten we doen met die miljoenen? Wat kunnen wij doen? Help toch elk kind van U om zijn uiterste best te doen. Moge niemand van ons direct of indirect bijdragen aan het kwaad, maar dat wij toch mogen bijdragen aan het goede.
Wij voelen dat wij hier met U over mogen spreken, want toen Uw dienaar Abraham voor U stond en met zo’n wonderbaarlijke vertrouwdheid met U sprak, pleitte hij voor Sodom; en wij pleiten voor onze wereld. Wij willen het voorbeeld van de vader der gelovigen volgen en bidden voor alle grote steden, ja voor alle volkeren. Heere, laat Uw koninkrijk komen. Zend Uw licht en Uw waarheid. Verjaag de oude draak van zijn troon, met al zijn helse onderdanen.
O, dat de dag mocht komen dat zelfs op aarde de Zoon van de vrouw, het Mensenkind, zou heersen over de naties, niet met een gebroken staf van hout, maar met een blijvende scepter van ijzer, vol van barmhartigheid, vol van kracht, vol van genade, maar toch onweerstaanbaar. O, dat die spoedig zou komen, de persoonlijke komst van onze Heere! Wij verlangen naar die duizendjarige triomf van Zijn Woord. Omgord ons Heere, tot die tijd, voor de strijd en maak ons tot overwinnaars door het bloed van het Lam en door het woord van onze getuigenis, omdat wij “ons leven niet liefhebben tot in de dood”.
Wij verheffen onze stem tot U in gebed; ook voor al onze dierbaren. Heere, zegen de zieken en maak hen beter zodra het goed is dat zij beter worden. Heilig hen in alles wat zij te dragen hebben.
Er zijn ook dierbare vrienden die erg zwak zijn. God zegene hen. Dat toch de inwoner, terwijl hun tent wordt afgebroken, met kalme vreugde mag toekijken, want wij zullen straks “overkleed worden met onze woning die uit de hemel is,”.
Heere, help ons los te maken van al deze dingen hier beneden. Mogen wij hier als vreemdelingen leven en de wereld niet tot een huis maken, maar tot een herberg, waar wij eten en logeren, in de verwachting morgen weer op reis te gaan.
Heere, red de onbekeerden en breng, bidden wij U, uit hun midden degenen die bekeerd zijn, maar Christus niet hebben beleden. Moge de Kerk opgebouwd worden door velen die, na geloofd te hebben, gedoopt worden in Uw Heilige Naam.
Wij bidden U, ga door en vermenigvuldig de gelovigen in het land. O, dat U de harten van de mensen weer tot het Evangelie zou wenden. Uw dienaar is vaak bedroefd over hen die hun geloof verlaten. Breng ze terug; laat Satan niet nog meer sterren met zijn staart wegnemen, maar laat de lampen van God helder schijnen. U Die tussen de zeven gouden kandelaren wandelt, trim de vlam, giet de olie uit en laat het licht helder en gestadig schijnen.
Och Heere, wij kunnen niet langer bidden, hoewel we duizend dingen hebben om te vragen. Uw dienaar kan het niet, dus smeekt hij om een gebroken gebed op het verzoendeksel achter te laten met deze woorden aan haar voet:
Wij vragen U dit alles in de Naam van Jezus Christus, Uw Zoon
Amen.