Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Hoeveel misdaden en zonden heb ik? Job 13:23
Hebt gij ooit waarlijk onderzocht en gewogen, hoe groot de zonde zijn van Gods volk? Bedenk hoe boosaardig uw eigen overtreding is, en gij zult zien, dat niet slechts hier en daar een zonde zich als een bergtop verheft, maar dat uw ongerechtigheden opeengestapeld zijn, gelijk in de oude fabel van de reuzen, die de Pelon op de Ossa, de ene berg op de anderen stapelden. Welk een menigte van zonden worden er bedreven in het leven van slechts één van de meest geheiligde kinderen Gods! Tracht de zonden van zulk een enkelen mens te vermenigvuldigen met die van de menigte van de verlosten, “een getal, dat niemand kan tellen,” en gij zult een flauw denkbeeld hebben van de vreselijke schuld, die drukt op het volk, waarvoor Jezus zijn bloed vergoot. Maar wij geraken tot een juister denkbeeld van de grootheid van de zonde. Het is het bloed van Jezus Christus, Gods enige, veelgeliefden Zoon! Gods Zoon! Engelen werpen hun kronen voor Hem neer! Al de hemelse koren omringen zijn blinkende troon; gezegend zij God boven alles, gezegend in eeuwigheid, Amen! En nochtans neemt Hij zelf de gestalte van een dienstknechts aan, en wordt gegeseld en doorstoken, mishandeld en gewond, en ten laatste gedood, daar niets dan het bloed van de vleesgeworden Zoon van God verzoening kon doen voor onze zonde. Geen menselijk verstand kan de oneindige waarde van dit goddelijk offer met juistheid vatten; want hoe groot de zonde van het volk van God ook is, nochtans is de verzoening, die haar wegneemt nog oneindig groter. Daarom kan de gelovige, al is zijn zonde een zwarte massa gelijk, en de herinnering aan het verleden bitter, toch voor de troon van de groten en heiligen God verschijnen en uitroepen: “Wie is het, die verdoemt? Christus is het, die gestorven is, ja wat meer is, die ook opgewekt is!” Terwijl de gedachte aan zijn zonde hem met schaamte en berouw vervult, stelt hij er tegelijk een eer in, de grootheid van de genade bekend te maken. Schuld is de duistere nacht waarin de schone ster van de goddelijke liefde met heldere glans schijnt.