Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
En als bij begon neder te zinken, riep hij, zeggende: Heere, behoud mij! Mattheus 14:10
Tijden van zinken zijn tijden van gebed voor Gods dienaren. Bij het begin van zijn gewaagde onderneming vergat Petrus te bidden, maar toen hij begon te zinken en in gevaar kwam, werd hij een smekeling en hoewel zijn kreet om hulp wel laat kwam, was die niet te laat. Als we lichamelijke pijn of zielensmart hebben, worden we als vanzelf tot gebed gedreven, zoals het wrak door de golven naar de kust gedreven wordt. De vos verschuilt zich bij gevaar in zijn hol, de vogel vliegt ter bescherming naar het bos en zo spoedt ook de gelovige zich voor bescherming naar de troon der genade, ’s Hemels grote vlucht- haven is VOORTDUREND GEBED; duizenden door de storm geteisterde vaartuigen hebben daar een toevluchtshaven gevonden en we doen er goed aan om, zodra de storm opsteekt, daar met volle zeilen heen te varen. Korte gebeden zijn lang genoeg. Petrus schreeuwde slechts drie woorden, maar ze waren voor hem voldoende. Het gaat niet om de lengte, maar om de kracht van het gebed. Werkelijke nood leert ons bondig te zijn. Als onze gebeden minder versierd zouden zijn met de staartveren om mee te pronken en meer gedragen zouden worden door de slagveren, zou dat veel beter zijn. In ons bidden is een omhaal van woorden als het kaf voor de tarwe. Kostbare dingen zijn vaak klein en wat in onze lange gebeden dikwijls werkelijk van waarde is, kan in een kort gebed als dat van Petrus worden samengevat. Onze verlegenheid is ’s Heeren gelegenheid. Zodra we voelen dat we in gevaar verkeren, worden we ertoe gedwongen een noodkreet te slaken en die wordt door Jezus’ oor opgevangen en bij Hem zijn oor en hart één en Hij steekt dan ook ogenblikkelijk Zijn hand uit. Op het laatste moment doen we een beroep op onze Meester, maar door snel Zijn hand toe te steken en ons onmiddellijk te helpen, compenseert Hij onze traagheid. Worden we door de woelige wateren van aanvechtingen bijna verzwolgen? Laten we dan onze ziel verheffen tot de Heiland en we mogen er zeker van zijn dat Hij ons niet zal laten omkomen. Als wij niets kunnen doen, kan Jezus alles doen; laten we daarom Zijn hulp inroepen en alles zal wel zijn.