Gij kroont het jaar van Uw goedheid. Psalm 65:12
Toen twee of drie van onze bij elkander kwamen om een bijzonder gebed ten hemel te zenden voor het afwenden van donkere wolken, die zich aan de horizon vertoonden, onbekend aan alle anderen, hebben wij de kracht Gods zich zien openbaren ook in ons midden, en wij konden daaraan niet meer twijfelen, dan wij konden twijfelen aan ons eigen bestaan. U, die uw gebeden verhoord hebt gezien, prijs u de Heere, die uw smekingen gekroond heeft met aanneming en ontferming. Denk er om, dat het is geschied op ons gebed, dat wij, als gemeente zijn voortgegaan van kracht tot kracht. Zouden dan onze lofzangen niet met onze gebeden wedijveren als de Heere goedheid geeft, zouden wij geen dankbaarheid betonen? In onze gebeden beleden wij onze afhankelijkheid van God. Wij voelden, dat onze jaren nooit gekroond konden worden tenzij de Heere ze kroonde. Nu die zegen gekomen is, laat nu onze lofzang onze dankbaarheid bewijzen, terwijl wij uitroepen:’Gij kroont het jaar met Uw goedheid.’