EEN NOBEL STREVEN
Ik heb vaak een illustratie gebruikt van iemand die de kunst van het groter worden onderwijst. Ik geloof niet in die kunst, we zullen nog geen el aan onze gestalte toevoegen. Maar een deel van de oefening van deze professor is dat je jezelf ‘s ochtends bij het opstaan zo ver mogelijk uitstrekt en probeert elke morgen een beetje hoger te komen, al is het maar een honderdste van een centimeter. Op die manier zou je moeten groeien. Zo is het ook met geloof. Doe alles wat je kunt, en doe dan steeds een beetje meer. En als je dat gedaan hebt, ga dan een beetje verder dan je kunt. Zorg dat je altijd iets voor ogen hebt dat groter is dan wat je op dit moment kunt. Groei ernaar toe, en als je er naar toe gegroeid bent, groei dan nog verder. Door vele kleine toevoegingen wordt een groot huis gebouwd. Steen voor steen rijst de piramide op. Vertrouw, en heb steeds meer vertrouwen. Hoop zal geloof worden, en geloof zal rijpen tot volkomen zekerheid en volmaakt vertrouwen in God de Allerhoogste.
EN DIEF ONTDEKT
Op een keer, midden in zijn preek, wendde Spurgeon zich tot de diakenen, die vlak achter hem zaten. Hij zei met zachte stem, zonder de voortgang van zijn preek merkbaar te onderbreken: ‘Een zakkenroller in de kerkbank van die en die,’ en vervolgde toen zijn toespraak. Twee diakens verlieten hun stoel en gingen de trap af, om aan de andere kant de Tabernakel weer binnen te gaan, een van hen nam de politieagent mee die bij de deurpost was gaan staan. Ze gingen door de zijgang naar de aangewezen bank. De zakkenroller werd meegenomen, terwijl de meeste mensen in de veronderstelling waren dat ze te maken hadden met iemand die flauwgevallen was.
WILD VAN IEMAND MAKEN
Spurgeon bezat een bijna voorbeeldig vermogen om mensen te herkennen en hun namen te onthouden. Maar als hij eens een vergissing maakte, herstelde hij die op een grappige wijze. Zo was er een meneer die het jaarlijkse diner van het college had bijgewoond, en ook dit jaar was hij er weer bij. Spurgeon begroette hem met: ‘Ik ben blij u weer te zien, Meneer Patrijs (Partridge).’ De meneer was verbaasd dat Spurgeon hem nog herkende, maar hervatte: ‘Mijn naam is Patridge, meneer.’ ‘O ja,’ antwoord Spurgeon onmiddellijk, ‘ik zal geen wild meer van u maken.’
DE GROOTSTE PREDIKER VAN DE WERELD
Een kleine jongen, die onlangs in Baltimore is overleden tijdens een reis door Engeland, werd op achtjarige leeftijd door zijn vader meegenomen naar Londen om Spurgeon te horen. De jongen had horen zeggen dat Spurgeon de grootste prediker ter wereld was. Nadat hij voor de eerste keer in de Tabernakel had plaatsgenomen, was hij vol belangstelling; en toen de prediker de dienst begon, leunde hij met open mond voorover, terwijl hij de hele tijd aandachtig luisterde en zijn ogen nauwelijks van de spreker afwendde. Toen de dienst voorbij was en ze op straat stonden, zei de vader: ‘William, wat zeg je van die man?’ De jongen bleef staan, keek op naar zijn vader en vroeg: ‘Pap is dat de grootste prediker ter wereld?’
‘Ja, dat denk ik wel.’
‘Nu,’ zei de jongen, terwijl zijn gelaat straalde van enthousiasme, ‘dan weet ik hoe je de grootste prediker van de wereld kunt worden.’
‘Hoe dan?’ vroeg de vader.
‘Nou, door een mooi hoofdstuk uit de Bijbel te nemen en te vertellen wat er staat, op een zodanige manier dat iedereen je kan begrijpen, en verder niets.’
WITTE TRANEN OP ZWARTE GEZICHTEN
Spurgeon zei ooit: ‘Ik zal nooit vergeten dat ik in de straten van Bristol preekte voor een menigte mijnwerkers en matrozen en andere mannen met zwarte gezichten. Toen ik tot hen begon te spreken over het verlossingswerk van Christus, zag ik tranen over hun wangen biggelen. Ze hieven hun handen op alsof ze iets van hun gezicht wilden vegen, om zo hun tranen te verbergen. Ik dacht bij mezelf: als ik voor mijn eigen gemeente had gepreekt, zou er geen geween zijn geweest; zij menen geen Verlosser nodig te hebben; maar hier ontmoette ik mensen die weten dat ze er een nodig hebben – deze arme verloren zondaars. Kom nu!”En de Geest en de Bruid zeggen: kom.’
EENDEN DIE DOOR EEN DEUR KOMEN
Spurgeon werd eens uitgenodigd om te preken te Isleham, in Cambridgeshire. Hij zei ‘Ik zou ‘s morgens preken. Ik meen dat mijn broer Aldis ‘s middags preekte en ik ’s avonds. De mensen in Isleham dachten dat ik een grote menigte zou trekken en huurden daarom de grootste kapel die er was. Ik zal het nooit vergeten hoe ik die morgen om elf uur voor zeven mensen preekte. Dat was alles wat ik had en ik herinner me dat ik hen vertelde dat het me aan eenden deed denken. Heb je ooit eenden door een deur zien gaan? Je zult nog nooit een eend door een deur zien gaan zonder dat hij zijn kop buigt. Zij doen dit zelfs niet als ze door een schuurdeur gaan. Al is de deur drie meter hoog, een eend gaat er niet doorheen zonder zijn kop te buigen uit angst de bovendorpel te raken. Ik zei tegen hen: zo waren jullie bang dat jullie plek te klein was; jullie zijn net eenden.’
VERLICHTING VAN DE PIJN
Spurgeon vertelde het volgende op de Mildmay Conferentie in 1890: ‘Na een periode van aanhoudende pijn met weinig slaap, zat ik op een morgen, zo goed als ik kon, rechtop in mijn bed met een vreselijke pijnaanval. Ik riep de Heere om verlossing. Ik geloofde ten volle dat Hij me hiervan kon verlossen en ik pleitte op mijn zoonschap en Zijn Vaderschap. Ik bleef smeken dat Hij mijn Vader was en zei: ‘Als het mijn kind was dat zo leed, zou ik het geen moment langer laten lijden als ik het kon helpen. U kunt mij helpen en op Uw Vaderlijke liefde smeek ik U om mij verlichting te geven.’ Ik voelde dat ik eraan kon toevoegen: ‘Maar niet zoals ik wil, maar zoals U wilt’. Toch deed ik het eerste. Ik smeekte mijn Vader en ging eerst heen naar waar Christus eerst heenging, zeggende: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker van mij voorbijgaan.’ Ik zal het resultaat van mijn geroep nooit vergeten. In volkomen ernst geloofde ik dat God mijn Vader was en wierp mij op Hem, en binnen enkele ogenblikken viel ik achterover op mijn kussen, de pijn week en spoedig viel ik vredig in slaap.
DE KONING DER KANNIBALEN
Ik mag niet nalaten te vermelden dat de edele en wereldberoemde dienaar van God, de prediker van de Tabernakel, mij uitnodigde voor een bijeenkomst in zijn tuin en mij vroeg zijn studenten en andere arbeiders in de wijngaard toe te spreken. Toen ik aankwam trof ik een aangenaam gezelschap aan, verzameld onder de schaduw van lieflijke bomen. Toen hij mij begroette als ‘de koning van de Kannibalen’, voelde ik de aanraking van een blijmoedige geest, welke zo’n machtige gave is wanneer deze geheiligd is, en welke zo vaak de woorden van C.H. Spurgeon kracht heeft bijgezet. Bij mijn vertrek bood mevrouw Spurgeon mij ‘The Treasure of David’ van haar man aan, naast 5 pond sterling van ‘des Heeren koeien’, welk bedrag, zo ik later vernam, een deel was van de opbrengst van bepaalde koeien die de goede vrouw hield, en waarvan alle opbrengsten aan het werk van de Heere werden besteed. Ik prijs God dat Hij mij het voorrecht gaf om deze uitzonderlijk begaafde man te mogen ontmoeten, en aan wie de gehele christelijke wereld zo ongelooflijk veel dank verschuldigd is omdat hij al zijn gaven en talenten wijdde aan de bevordering van het zuivere en heerlijke Evangelie.
Uit de autobiografie van John G. Paton.
VERLOSSING EN VREUGDE
Op een dag kwam een voorname dame naar Spurgeon om over deze zaak te spreken. Ze ervoer vreugde in haar hart omdat haar zonden vergeven waren en omdat ze door genade goede hoop had gekregen. Daarmee was ze naar de plaatselijke voorganger gegaan en had met hem gesproken over ‘de vreugde en vrede die ze in het geloof had gevonden’. De voorganger vroeg: “Mevrouw, wat is de reden van uw vrede?” “Wel,” zei de vrouw, ”ik weet dat mijn zonden vergeven zijn. Ik weet dat ik één van Hem ben.” “Mevrouw,” zei de voorganger, “dit is allemaal verbeelding; het is onmogelijk voor iemand om te weten dat hij een kind van God is. Sommige voortreffelijke heiligen hebben misschien zo’n gevoel gehad, maar u bent nog maar net tot bekering gekomen en daarom is het niet juist om op zo’n verzekerde manier te spreken”. Hieruit bleek dat de voorganger er zelf helemaal niets van wist.
Maar Spurgeon citeerde het prachtige vers van Joseph Hart voor haar:
‘Zodra een zondaar gelooft,
En zich werpt in de armen van God,
Wordt hem volledige vergeving beloofd,
En vrede in het hart is zijn lot.’
Haar ogen begonnen te stralen en ze vroeg: “Is dat echt waar meneer Spurgeon?” “Ja,” zei hij, ”en ik zal bewijzen dat het waar is.” Toen citeerde hij het vers: ‘Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn’ (Rom. 8:1), en vervolgens: ‘Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn‘ (1 Joh. 3:2).
EEN ZALIGHEID DIE TERSTOND VERKREGEN WORDT
De zaligheid die ik vanavond te koop heb,’ zei Spurgeon eens, ‘en waarvan ik hoop dat u die koopt, is een zaligheid die onmiddellijk wordt verkregen, een zaligheid die iemand meteen bezit. Want er staat geschreven ‘Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven’. Er staat niet dat hij het eens zal ontvangen, maar er staat dat hij het al in bezit heeft. Hij die gelooft is gered; het is niet zo dat hij gered zal worden, want hij is het al. Hij is al verzoend, hij heeft al vergeving ontvangen, hij zal uiteindelijk voor de grote witte troon van God verschijnen, ‘aangenomen in de Geliefde,’ maar hij is al gered.
Wordt vervolgd…