Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. 2 Korinthe 5:1
De tekst begint met het woord ‘want’. Paulus voert altijd argumenten aan en dat doet hij niet zonder reden. Sommige godsdienstige mensen zijn overdreven gelukkig, maar zij kunnen u niet vertellen waarom. Ze zien een enthousiaste menigte en ze worden erdoor beïnvloed: hun godsdienst is alleen maar emotioneel; ik veroordeel dat niet, maar ik wil u een weg wijzen die uitnemender is. De blijdschap die niet veroorzaakt wordt door wezenlijke oorzaken, is alleen maar schuim en schijn, dat spoedig verdwijnt. Met Paulus was dat niet het geval: hij was een evenwichtig mens. Hij had daar ook goede redenen toe, want hij was in staat om het heden te trotseren en zich te verblijden over het vooruitzicht in de toekomst. Laat uw hart, evenals bij Paulus, vurig en moedig zijn, maar zorg ervoor dat het beteugeld en beheerst wordt door de gave des onderscheids. Een wijs christen is zelfs als hij in vervoering raakt, rationeel denkend, altijd bereid om een reden te geven voor de hoop die in hem is, ook als die hoop het verstand te boven lijkt te gaan. Hij is uitermate verheugd, maar hij weet waarom hij verheugd is, en zo kan hij de wrede beproeving doorstaan waaraan de wereld zijn geestelijke blijdschap onderwerpt. De vrede van de ware gelovige is een huis dat fundamenten heeft, een boom met diepgaande wortels, een ster met een vaste omloopbaan, en daarom is het oneindig verheven boven het huis dat op zand gebouwd is, de ontwortelde boom, de vluchtige damp van alleen maar emotie. Moge God, de Heilige Geest, ons onderwijzen, zodat we de waarheid kennen waaruit de ware blijdschap voortkomt!