Met Luther en Calvijn heb ik altijd de samenvatting en het wezen van het Evangelie gezien in dat woord plaatsvervanging – Christus Die mijn plaats inneemt. Als ik het Evangelie begrijp dan is het dit: ik verdien voor eeuwig verloren te gaan; de enige reden dat ik niet veroordeeld zal worden, is dat Christus in mijn plaats is gestraft en dat het niet nodig is een oordeel over de zonde twee keer te voltrekken. Anderzijds weet ik dat ik de hemel niet kan binnengaan als ik niet volmaakt rechtvaardig ben. Ik weet zeker dat ik nooit in mijzelf rechtvaardig zal zijn, want ik zondig iedere dag. Maar Christus is volmaakt rechtvaardig en Hij zei: ‘Hier, arme zondaar, neem Mijn kleed en trek het aan; u zult voor God staan alsof u Christus was en Ik zal voor God staan alsof Ik de zondaar was; Ik zal lijden in plaats van de zondaar en u zult beloond worden voor de werken die u niet deed, maar die Ik in uw plaats deed.’ Ik mag iedere dag als zondaar tot Christus komen zoals ik de eerste keer tot Hem kwam. ‘Je bent geen heilige’, zegt de duivel. Als ik dan geen heilige ben, dan ben ik een zondaar en Jezus Christus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Zinkend of zwemmend ga ik tot Hem; een andere hoop heb ik niet. Door op Hem te zien, ontvang ik alle geloof, waardoor ik in Zijn genade bevestigd word, en het woord dat als eerste mijn ziel trof ‘Zie op Mij’ – klinkt nog steeds krachtig in mijn oren. Zo werd ik eens bekeerd en zo zal ik altijd vernieuwing en verfrissing vinden.
Laat ik mijn persoonlijk getuigenis geven over wat ik heb gezien, wat mijn eigen oren hebben gehoord en mijn eigen hart heeft gesmaakt. Ten eerste, Christus is de Eniggeborene van de Vader.
Al zou Hij voor de hele wereld alleen maar menselijk zijn, voor mij is Hij goddelijk. Hij heeft gedaan wat alleen God kan doen. Hij heeft mijn koppige wil onderworpen, mijn harde hart doen smelten, de stalen keten verbroken, de koperen poorten geopend en de ijzeren tralies doen breken. Hij heeft mijn treurigheid in lachen veranderd en mijn verlatenheid in vreugde; Hij heeft mijn gevankelijkheid in gevangenschap weggevoerd en mijn hart met onuitsprekelijke vreugde en heerlijkheid vervuld. Laat anderen denken wat ze willen over Hem, voor mij zal Hij altijd de eniggeboren Zoon des Vaders zijn; gezegend zij Zijn grote Naam!
O, dat ik Hem zou kunnen aanbidden zoals de hemelse heirlegers boven, die zich altijd voor Hem neerbuigen en zonder ophouden over Zijn liefde zingen! Gelukkige zangers!
Wanneer zal ik mij bij uw koor mogen aansluiten?
Ik wil bovendien getuigen dat Hij vol van genade is. O, als dat niet het geval zou zijn geweest, zou ik nooit Zijn heerlijkheid hebben aanschouwd. Ik was een en al zonde. Ik was reeds veroordeeld omdat ik mijn vertrouwen niet op Hem stelde. Hij trok mij toen ik niet wilde komen en hoewel ik hard tegenstribbelde, bleef Hij mij trekken. En toen ik uiteindelijk, bevend als een veroordeelde schurk, voor Zijn genadetroon verscheen, zei Hij: ‘Hoewel uw zonden vele zijn, zijn ze allemaal vergeven: houd goede moed.’ Laat anderen Hem dan verachten, maar ik getuig dat Hij vol genade is.
Ten slotte wil ik getuigen dat Hij vol waarheid is. Zijn beloften zijn alle waar gebleken; niet een ervan is ter aarde gevallen. Ik heb vaak aan Hem getwijfeld en ik schaam mij daarvoor; Hij is nooit tekortgeschoten en daarin verheug ik mij. Zijn beloften zijn ja en amen geweest. Dit is de ervaring van iedere gelovige in Christus, maar ik getuig dit persoonlijk om het nog krachtiger te stellen. Ik moet getuigen dat niet één dienaar zo’n Meester heeft gehad als ik; nooit heeft iemand zo’n Broeder gehad als ik; nooit heeft een echtgenote zo’n Man gehad als Christus voor mijn ziel was. Geen enkele zondaar heeft een betere Heiland gehad; geen enkele soldaat een betere Kapitein; geen enkele treurende een betere Trooster gekend dan Christus was voor mijn geest.
Ik wil niemand naast Hem. In leven is Hij mijn leven en in de dood zal Hij de dood van de dood zijn. In armoede is Christus mijn rijkdom; in ziekte is Hij mijn rustbed; in het duister is Hij mijn ster en in helderheid is Hij mijn zon. Door het geloof begrijp ik dat de gezegende Zoon van God mijn ziel verloste met Zijn eigen hartenbloed, en door zoete ervaring weet ik dat Hij mij heeft doen opstaan uit de put der wanhoop en mij op een rots gesteld. Hij stierf voor mij. Dit is de wortel van alle voldoening die ik heb. Hij heeft al mijn overtredingen weggedaan. Hij reinigde mij met Zijn kostbaar bloed; Hij bedekte mij met Zijn volmaakte gerechtigheid; Hij nam mij op in Zijn eigen deugden. Hij heeft beloofd mij, terwijl ik in deze wereld woon, te bewaren voor de verleidingen en listen van de wereld, en als ik uit deze wereld zal weggaan, heeft Hij in de hemel een woning voor mij bereid van onvergankelijke zaligheid en een kroon van eeuwige blijdschap die nooit, nooit zal verwelken.
De dagen of jaren van mijn vergankelijk verblijf op deze wereld zijn voor mij dan ook niet zo belangrijk. Ook de manier waarop ik zal sterven is niet van belang. Als mijn vijanden mij tot het martelaarschap zouden veroordelen, of als artsen zouden zeggen dat ik spoedig zal sterven, maakt dat niets uit: Nog slechts een aantal dagen en ik zal aankomen aan Kanaäns kust.
Wat kan ik, terwijl mijn korte verblijf hier op aarde nog voortduurt, anders wensen dan dat ik de dienaar van Hem zal zijn Die voor mij de Knecht der knechten werd? Ten aanzien van de dienst van Christus kan ik zeggen dat, zelfs als ik als een hond zou moeten sterven, zelfs als ik geen hoop zou hebben op onsterfelijkheid, als ik een gelukkig leven zou willen leiden, ik van ganser harte God wil dienen. Ik wil een volgeling zijn van Jezus en Zijn voetstappen drukken. Als er geen hiernamaals bestond, zou ik toch liever christen en een nederige dienaar van Christus willen zijn, dan een koning of een keizer, want ik ben ervan overtuigd dat er meer vreugde in Christus is, ja, meer vreugde in slechts het even zien van Zijn aangezicht, dan in al de vermakingen van deze boze wereld en in alle vreugde die ze ons in onze beste en zonnigste dagen kan geven. En ik ben er vast van overtuigd dat wat Hij tot nu toe voor mij is geweest, Hij dat zal zijn tot het einde toe en dat Hij, Die een goed werk in mij begonnen is, dat ten einde toe zal bewaren. In de dienst van Jezus Christus zijn zelfs op aarde zulke zware druiventrossen dat ze te zwaar zijn om door één man gedragen te worden; er zijn vruchten die zo rijk zijn dat zelfs engelen zulke heerlijke wijn niet geproefd hebben; aan des Heeren dis hier op aarde kunnen vreugden genoten worden die de zoetheid en de voldoening van het ambrozijn en de nectar van het paradijs nauwelijks te boven kunnen gaan.
Ik heb er honderden en duizenden gezien die hun hart aan Jezus hebben gegeven, maar ik heb nooit iemand gezien die zei dat hij door Hem teleurgesteld was. Ik ben nooit iemand tegengekomen die zei dat Jezus Christus minder was dan van Hem werd gezegd. Toen ik Hem voor het eerst aanschouwde, toen de last van mijn zwaarbeladen schouders gleed en ik werd vrijgesproken van het oordeel, toen dacht ik dat alle predikers die ik had gehoord, nog niet voor de helft de schoonheid hadden gepredikt van mijn Heere en Meester, Die zo goed is en zo genadig, en zo bereid is te vergeven. Het leek voor mij wel of ze Hem beschimpt hadden; zij schetsten ongetwijfeld naar beste kunnen Zijn beeld, maar het was slechts een onvolkomen beeld in vergelijking met de ongeëvenaarde schoonheid van Zijn aangezicht. Allen die Hem ooit aanschouwd hebben, zullen hetzelfde zeggen. Dikwijls ga ik naar huis, bedroefd over het feit dat ik mijn Meester niet kan prediken zoals ik Hem zelf ken; en wat ik van Hem ken, is slechts weinig in vergelijking met Zijn ongeëvenaarde genade. Och, dat ik Hem beter mocht leren kennen en beter over Hem zou kunnen prediken!