Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. Mattheüs 27:43
Het geloof van Jezus was een persoonlijk geloof; Hij geloofde dat de Vader Hem zou redden. Gezegend is het geloof dat zijn hand van mededogen over de hele wereld kan uitstrekken, maar dit geloof moet thuis beginnen. Wat heb je aan een lange arm als die niet aan de schouder vastzit? ‘Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen.’ Kom, geliefde, heb jij zo’n geloof in de levende God? Vertrouw je op God door Jezus Christus dat Hij je zal redden? Ja jij, arm onwaardig mens, de Heere zal je verlossen als je op Hem vertrouwt. Ja, arme man of vrouw, de Heere kan je helpen in je huidige moeilijkheden en ook in alle andere, en als je op Hem vertrouwt zal Hij dat ook doen. Moge de Heilige Geest je leiden om eerst op de Heere Jezus te vertrouwen voor de vergeving van je zonden, en dan op God te vertrouwen voor al het andere dat nodig is. Laten we hier een ogenblik bij stilstaan. Als een mens op God vertrouwt, niet aan de hand van inbeelding maar op grond van feiten, dan zal hij merken dat hij een vaste grond onder zijn voeten heeft. Als hij in zijn dagelijkse noden en moeilijkheden op God vertrouwt, dan kan hij er zeker van zijn dat de Heere voor hem zal zorgen, hij zal niet teleurgesteld worden. Dit vertrouwen in God is een zeer verstandige zaak; het ontbreken ervan is uiterst onverstandig. Als er een God is, weet Hij alles van mijn probleem.
Als Hij mijn oor heeft gemaakt, kan Hij mij horen; als Hij mijn oog heeft gemaakt, kan Hij mij zien; en daarom ziet Hij mijn toestand. Als Hij mijn Vader is, zoals Hij zegt dat Hij is, zal Hij zeker voor mij zorgen en mij helpen in het uur van mijn nood. Wij zijn er zeker van dat Hij dat kan, want Hij is almachtig. Zou het dan onredelijk zijn om op God te vertrouwen dat Hij ons zal verlossen? Ik durf te zeggen dat als alle krachten in het heelal bij elkaar werden gebracht, en alle goede bedoelingen van al onze vrienden werden gebundeld, zodat wij op die verenigde krachten en bedoelingen zouden moeten vertrouwen, ons vertrouwen voor geen duizendste deel zo gerechtvaardigd zou zijn als wanneer wij op God vertrouwen, Wiens bedoelingen en krachten oneindig veel groter zijn dan die van de hele wereld daarbuiten. ‘Het is beter tot de HEERE de toevlucht te nemen dan op edelen te vertrouwen.’ (Ps. 118:9) Als je de dingen bekijkt in het heldere licht van het zuiver verstand, is het oneindig veel redelijker om op de levende God te vertrouwen dan op al Zijn schepselen bij elkaar. Het is ook buitengewoon aangenaam op God te vertrouwen. Wanneer je jouw last op de Heere werpt, omdat Hij je zal ondersteunen, dan is dat een gezegende manier om van zorgen te worden verlost. Wij weten dat Hij machtig en getrouw is; en onze afhankelijkheid van Hem is het vaste fundament van een diepe vrede. Het is aangenaam, maar het is ook bemoedigend. Als je op de allerbeste mensen vertrouwt, zul je door dat vertrouwen geneigd zijn om jezelf voor hen te vernederen.
Wij zijn geneigd ineen te krimpen voor hen die ons betuttelen. Als jouw welvaart afhangt van iemands glimlach, dan ben je geneigd hulde te brengen, ook al is die onverdiend. Het oude gezegde spreekt van een zeker persoon die ‘weet aan welke kant zijn brood is belegd’. In de praktijk zijn er duizenden die zich vernederd voelen door op mensen te vertrouwen. Maar wanneer wij op de levende God vertrouwen, worden wij verhoogd, zowel geestelijk als zedelijk. Je kunt in diepe eerbied voor God neerbuigen, zonder dat er sprake zal zijn van vleierij. Je kunt in het stof neerliggen voor de Majesteit des hemels, en toch niet onteerd worden door jouw nederigheid; in feite is het juist onze waardigheid om niets te zijn in de tegenwoordigheid van de Allerhoogste. Dit vertrouwen in God maakt de mens sterk. Ik zou de vijand willen aanraden zich niet te verzetten tegen de mens die op God vertrouwt. Op den duur zal hij verslagen worden, zoals Haman dat ondervond met Mordechai. Hij was hiervoor gewaarschuwd door Zeres, zijn vrouw, en zijn wijze mannen, die zeiden: ‘Als Mordechai, voor wie u begonnen bent te vallen, uit het geslacht van de Joden is, zult u tegen hem niets kunnen uitrichten, integendeel, u zult zeker voor hem ten val komen.’ (Esther 6:13) Strijd niet met een man of vrouw die God aan zijn of haar zijde heeft. Wanneer een gelovige opstaat tegen het kwaad, kan hij er zeker van zijn dat de Heere der heerscharen niet ver weg zal zijn. De vijand zal de slagen van de paardenhoeven en het trompetgeschal horen en voor Hem wegvluchten. Wees daarom vol goede moed, en laat de wereld van u zeggen: ‘Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen.’