Als iemands wegen de Heere behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen. Spreuken 16:7
Ik moet erop toezien dat mijn wegen de Heere behagen. Dan zal ik vijanden hebben, en misschien juist nog wel meer, omdat ik doe wat goed is. Maar welk een belofte is dit! De Heere zal ervoor zorgen dat Hij zelfs door de wraak van mensen geprezen zal worden en die wraak verzachten zodat ik er niet door terneergeslagen zal worden. Als de dood nadert, die de laatste vijand wordt genoemd, dan bid ik dat ik vrede mag hebben. Laat echter mijn eerste en grootste zorg zijn de Heere in alle dingen te behagen. We moeten altijd dat beste en aangenaamste uur in herinnering houden, dat uur waarin we voor het eerst de Heere Jezus zagen, onze schuld kwijtraakten, al die beloften ontvingen, ons verheugden in ons behoud en onze weg in vrede vervolgden. Toen was het lente in de ziel, de winter was voorbijgegaan. Toen verschenen er bloemen in ons hart: hoop, liefde, vrede en geduld sproten voort en ons vaste voornemen was: ‘Heere, ik ben de Uwe, geheel de Uwe; alles wat ik ben, alles wat ik heb, wil ik U wijden. U hebt mij gekocht met Uw bloed. Ik wil mijn hele leven aan U en Uw dienst wijden. In leven en in sterven wil ik U toebehoren.’ Hebben we ons aan dat voornemen gehouden?