Sommige oude Romeinse muren zijn met zo’n uitstekende cement gemetseld, dat het bijna onmogelijk zou zijn om de ene steen van de andere te scheiden. In feite is de hele massa als één rots, zo ingebed in cement, dat men de ene steen niet van de andere kan onderscheiden. Gelukkig is de gemeente die zo opgebouwd is, waar men niet alleen om zijn eigen welvaart geeft, maar ook om de welvaart van anderen. Zodat, wanneer er vreugde is in één lid, alle leden zich verheugen. En als er verdriet is in een deel van het lichaam, de rest van het lichaam ook verdrietig is, “Gedenkt der gevangenen, alsof gij mede gevangen waart; en dergenen, die kwalijk gehandeld worden, alsof gij ook zelven in het lichaam kwalijk gehandeld waart (Hebreeën 13:3).” En toch zijn er kerken die niet meer zijn dan half-godsdienstige clubs, slechts een ontmoeting van mensen bij elkaar. Zij hebben in hen niet die heilige ziel die de grond van eenheid is, er is geen leven in hen om hen bij elkaar te houden. En dus, zal het lichaam uiteindelijk uit elkaar vallen en zal er verrotting optreden. Als de ziel er niet in is en als de Geest van Christus afwezig is, begint het gehele structuur van de uiterlijke kerk in stukken te vallen, want waar geen leven is, kan er geen echte eenheid zijn.