Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Psalm 91:1
De zegeningen die hier worden beloofd zijn niet voor iedereen. Zeker niet voor de ongelovige wereld, maar ook niet noodzakelijkerwijs voor iedereen die zich Christen noemt, want de Psalmist heeft het over het ‘wonen bij God.’ Als je ergens woont ben je er thuis en leef je er dag en nacht; dag in, dag uit. Zo woont niet ieder mens die op zondag trouw naar de kerk gaat en zich netjes aan de verschillende regels houdt, altijd en automatisch in het innerlijke heiligdom van God. Veel mensen rennen af en toe naar de heilige plaats en genieten dan van een kortstondige ontmoeting met de Vader, maar wonen niet echt bij God. God is voor hun meer een hotel waar ze zo nu en dan naar toe gaan als het hen thuis teveel wordt. Wellicht is dat beter dan helemaal nooit bij God te verblijven, maar de diepe vreugde, de vrede en de warme aanwezigheid van de Vader wordt maar sporadisch ervaren. Zij verblijven niet dagelijks in die mysterieuze en troostrijke aanwezigheid van God. Maar de mens die de Vader voorop stelt en besluit bij Hem in te trekken en zo deel heeft aan een onafgebroken gemeenschap met God wordt deelgenoot van die zeldzame en bijzondere weldaden van Gods heiligdom, iets dat de Christen die God van veraf volgt niet zal ervaren.
In de geheime plaats komen alleen die mensen die werkelijk bij God wonen en Jezus kennen. Voor hen is de sluier open gescheurd, de genadestoel onthuld, de bedekkende cherubijnen geopenbaard en is de ontzagwekkende glorie en pracht van de Allerhoogste zichtbaar. Net als Anna uit de Bijbel vertrekken zij niet uit de tempel, ook al zijn ze druk bezig met hun dagelijkse werkzaamheden. Hun hart rust in God. Zij zijn de hovelingen van de Grote Koning, de dappere mannen die de wacht houden rond het bed van Salomo, de maagdelijke zielen die het Lam volgen waarheen Hij ook gaat. Zittende in de kamer van Gods aanwezigheid, waar het mystieke licht van de Sjechina schijnt, voeren zij samen met Jezus hun gesprekken met de hemel. Zo’n bijzondere genade brengt ook als het ware een bijzondere immuniteit met zich mee. Mensen die wel geloven in God, maar het verder niet zo nauw nemen met Zijn wil of plan voor hun leven, weten niet hoe het er in dat innerlijke heiligdom toegaat, maar Gods wedergeboren kinderen kunnen rekenen op Gods vaste steun en hulp tijdens duistere momenten. Hen is bescherming beloofd en ofschoon Gods bescherming niet betekent dat er nooit strijd en problemen zullen zijn, zullen ze in iedere omstandigheid altijd met Hem verbonden blijven onder de machtige vleugels van Gods aanwezigheid. Wie zich met God verbindt is veilig bij Hem. Geen kwaad, iets wat we kunnen vertalen als de wil van Satan, kan hen bereiken, want de uitgestrekte vleugels van Zijn macht en liefde bedekken hen. Deze bescherming is constant: ze blijven verborgen onder Zijn vleugelen en Zijn aanwezigheid is genoeg.
Er bestaat geen enkele schuilplaats die vergelijkbaar is met de bescherming die God ons biedt met Zijn eigen schaduw. Waar Zijn schaduw is, is ook de Almachtige God zelf aanwezig. Een schaduw op de dag van een verzengende hitte. Een veilige haven in het uur van een dodelijke storm! Vriendschap met God is veiligheid. Hoe dichter we ons vastklampen aan onze Almachtige Vader, des te zekerder we mogen zijn.