Barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Psalm 103:8
Wat zijn we toch dikwijls bekrompen. We denken dat we het einde zien, maar we zien nog maar het begin. We nemen onze verrekijker in de hand om in de toekomst te kunnen kijken. En als we dan met de warme adem van onze zorgen het glas bevochtigd hebben, is alles voor ons donker en mistig. Iedere dag weer denken we dat er nieuwe tegenslagen zullen komen, ja, soms denken we dat onze ondergang nabij is. Dan vragen we met Asaf: Heeft God vergeten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten? Kind van God, wat zijn we toch kortzichtig! Laten we toch op God vertrouwen. Laten we opzien naar de hemel, naar de heerlijkheid die ons na de lichte verdrukking wacht. Laten we door de wolken heen opzien naar de eeuwige Zon, Die nooit verduisterd wordt. Laten we op de onzichtbare arm van onze getrouwe God leunen en in Zijn liefde triomferen. Als we dat niet doen, zijn we treurig en ongelovig. Laten we God bidden of Hij ons wil helpen voortaan niet meer te zien op onze smart. Laten we over de tegenslagen heen zien op Hem, Die Zijn kinderen naar Zijn eeuwige wijsheid en liefde leidt. Hij heeft het beloofd dat Hij aan hen die Hem liefhebben de kroon des levens zal geven.