11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen. 12 Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons. 13 Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de HEERE over degenen, die Hem vrezen. 14 Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn. 15 De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij. 16 Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer. 17 Maar de goedertierenheid des HEEREN is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid aan kindskinderen; 18 Aan degenen, die Zijn verbond houden, en die aan Zijn bevelen denken, om die te doen. 19 De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles. 20 Looft den HEERE, Zijn engelen! gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords. 21 Looft den HEERE, al Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet! 22 Looft den HEERE, al Zijn werken! aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Loof den HEERE, mijn ziel!
Grenzeloos wijd is de goedertierenheid van de Heere over Zijn uitverkorenen; ze valt evenmin te meten als de hoogte van de hemel of van de hemel der hemelen. Vrome vrees is een van de eerste vruchten van het goddelijk leven in ons, het is het beginsel der wijsheid, en verzekert degene die deze vrees kent van alle wel daden van goddelijke goedertierenheid. Hier en elders wordt ze aangewend om de som van de ware religie uiteen te zetten. Zij die misbruik maken van de grenzeloosheid van de goddelijke genade moeten wel bedenken dat ze, hoewel zij zo wijd is als de horizon en zo hoog als de sterren, toch alleen bestemd is voor hen die de Heere vrezen. Wat halsstarrige oproerkraaiers betreft, zij zullen gerechtigheid zonder genade toegemeten krijgen.
Wij worden van de zonde bevrijd door een wonder van liefde! Wat een last om te verplaatsen, en toch wordt hij zo ver weggedaan dat de afstand niet te berekenen is. Vlieg zo ver als de vleugel dei verbeelding u kan dragen, en als u oostwaarts reist door de ruimte, bent u met iedere wiekslag verder van het westen verwijderd. Als de zonde zo ver wordt weggedaan, dan kunnen we er wel zeker van zijn dat de geur, het spoor, ja de herinnering eraan totaal ver dwenen moet zijn. Als de zonde over zo’n afstand wordt verwijderd, hoeft er niet de minste vrees te bestaan dat ze ooit wordt teruggebracht; zelfs satan zelf zou dat karwei niet kunnen klaren.
Onze zonden zijn weg; Jezus heeft ze weggedragen. Zo ver als de plaats van zonsopkomst is verwijderd van het gindse westen, waar de zon ondergaat als haar dagelijkse gang ten einde is, zo ver werden onze zonden zovele eeuwen geleden weggedragen door onze Zondebok. Als ze nu gezocht worden, zullen ze niet gevonden worden, ja, ze zullen niet meer zijn, zegt de Heere. Kom, mijn ziel, word klaarwakker en verheerlijk de Heere voor deze rijkste van alle zegeningen. Halleluja! De Heere alleen kon, hoe dan ook, de zonde wegdoen, en Hij heeft het op een goddelijke wijze gedaan, door een totale opruiming van onze overtredingen te houden.
Hoe groot is de tegenstelling tussen de bloem die verwelkt en de eeuwige God! Wat een wonder dat Zijn genade onze zwakheid verbindt met Zijn eeuwigheid, en ons ook eeuwig maakt! Van alle eeuwigheid zag de Heere Zijn volk als voorwerp van ontferming, en als zodanig bestemde Hij hen ertoe, deel te hebben aan Zijn genade. Het leerstuk van de eeuwige uitverkiezing is allerheerlijkst voor hen die het licht hebben om het te zien en de liefde om het te aanvaarden. Het is een onderwerp voor de diepste overdenking en de hoogste vreugde. Jehova verandert niet, Hij kent goedertierenheid zonder einde of begin. Zij die Hem vrezen zullen nooit tot de ontdekking komen dat, hetzij hun zonden, hetzij hun noden, de grote diepte van Zijn genade hebben uitgeput.
Overweging:
De kernvraag is: ‘Vrezen wij Hem?’ Als wij ons oog vol kinderlijke vrees opslaan naar de hemel, wordt de blik van vaderlijke liefde nooit van ons afgewend, en dat zal ook nooit gebeuren, tot in eeuwigheid.