16 Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent; o HEERE! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen. 17 Zij zullen zich den gansen dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden. 18 Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte; en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden. 19 Want ons schild is van den HEERE, en onze koning is van den Heilige Israëls.
Het is een welgelukzalige God van Wie de psalmist heeft gezongen, en daarom is het een welgelukzalig volk dat deel heeft aan Zijn goedheid, en zich weet te verheugen in Zijn gunst. Lofprijzing is een bijzonder vreugdevol geluid, en welgelukzalig zijn zij die vertrouwd zijn met haar geklank. De verbondsbeloften hebben ook een uitermate kostelijke klank, en zij die hun betekenis begrijpen en hun eigen persoonlijk aandeel erin erkennen, zijn zeer goed af. Alleen een Verbondsgod kan goedgunstig op mensen letten, en zij die Hem in die relatie hebben gekend, leren zich in Hem te verheugen, ja, innig met Hem te wandelen. Om in gemeenschap met Hem voort te gaan spitsen wij onze oren voor God en horen wij de blijde klanken. Hij zal ons Zijn gelaat tonen en ons blij maken. Zolang de zon schijnt, lopen mensen zonder te struikelen voort, en wanneer Gods vriendelijk aangezicht er over straalt, leven wij zonder zielenpijn.
Voor de ziel die, in Christus Jezus, in een verbond met God is opgenomen, is elke goddelijke eigenschap een bron van vreugde. Er is geen uur van de dag, geen dag in ons leven, waarop wij ons niet kunnen verheugen in de naam, de persoon en het wezen van de Heere. Wij hebben geen andere reden nodig om ons te verheugen. Zoals filosofen vrolijkheid konden scheppen zonder muziek, zo kunnen wij blijdschap krijgen zonder vleselijke genoegens; de algenoegzame Heere is een algenoegzame bron van vreugde. Door de rechtvaardige handelingen van de Heere worden de heiligen ten gepasten tijde opgebeurd, hoe groot de druk en de moedeloosheid waaronder zij geleden mogen hebben ook waren.
In de gerechtigheid die het verbond verschaft, die geheel van de Heere is, worden gelovigen op een hoogte gezet, in een veilige en gelukzalige positie, zodat ze vervuld zijn van een heilige blijdschap. Als God onrechtvaardig was, of als Hij ons zag als zijnde zonder gerechtigheid, zouden we vol verdriet moeten zijn; maar omdat geen van beide het geval is, zijn wij waarlijk ‘verhoogd’, en zullen wij de naam van de Heere verhogen.
Voorzeker hebben wij in de Heere Jehova zowel gerechtigheid als sterkte. Hij is onze schoonheid en roem als wij sterk zijn in Hem, en ook onze troosten bevestiging wanneer wij beven omdat wij ons van onze zwakte in onszelf bewust zijn. De titel ‘de Heilige Israels’ is met name heerlijk voor het vernieuwde hart. God is één; wij aanbidden geen andere god. Hij is de heiligheid zelf, het enige wezen dat ‘de Heilige’ genoemd kan worden. In de volmaaktheid van Zijn wezen zien wij de meest voortreffelijke reden voor ons geloof. Hij Die heilig is, kan Zijn beloften niet breken, of onrechtvaardig handelen ten aanzien van Zijn eed en verbond. Bovendien is Hij de Heilige van Israël, Die in het bijzonder de God van Zijn eigen uitverkorenen is, en onze God door speciale banden, onze God voor altijd en eeuwig. Wie van de heiligen zal zich niet verblijden in de God der uitverkiezing? Zijn zij die deze God hun God kunnen noemen, inderdaad niet een welgelukzalig volk, voor altijd en eeuwig?
Overweging:
Als eerste na de liefde van Gods hart, is voor gelovigen het stralen van Zijn gelaat van grote waarde.