14 Maar mij aangaande, mijn gebed is tot U, o HEERE; er is een tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer goedertierenheid; verhoor mij door de getrouwheid Uws heils. 15 Ruk mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters, en uit de diepten der wateren. 16 Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten. 17 Verhoor mij, o HEERE, want Uw goedertierenheid is goed; zie mij aan naar de grootheid Uwer barmhartigheden. 18 En verberg Uw aangezicht niet van Uw knecht, want mij is bange; haast U, verhoor mij. 19 Nader tot mijn ziel, bevrijd ze; verlos mij om mijner vijanden wil.
Er is voor ieder van ons een tijd van welbehagen, en wee ons als wij die laten verstrijken zonder dat wij ons leven hebben gebeterd. Gods tijd moet onze tijd zijn, anders zal het ervan komen dat, als de tijd afloopt, wij vergeefs zoeken naar een mogelijkheid van berouw. De gebeden van onze Heere kwamen op de juiste tijd, en werden altijd aanvaard. Zelfs de Volmaakte doet een beroep op de rijke genade van God; zoveel te meer moeten wij dat doen. Voor iemand die lijdt is er niets heerlijkers dan genade; en als het leed zich vermenigvuldigt, is de veelheid van de genade zeer kostbaar. Wanneer er meer vijanden zijn dan haren op ons hoofd, zijn ze altijd nog te tellen, maar de barmhartigheden van God zijn totaal ontelbaar, en het moet nooit vergeten worden dat elk daarvan een bruikbaar en machtig argument voor het geloof is. Onze Heere leert ons hier de gewijde kunst van de biddende worsteling, en het onderbouwen van onze zaak met argumenten; en Hij geeft ons ook aan dat het wezen van God de grote schat aan sterke redenen is, die vooral de toon aan zullen geven in onze smeekbeden.
Hij zet de woorden van Zijn klacht helemaal om in een gebed; en het is goed dat wij, wanneer wij klagen, niets voelen of zeggen wat wij niet zouden durven uitspreken als gebed voor de Heere. Wij mogen vragen om verlossing uit moeiten en om ondersteuning; beide vragen zijn hier gecombineerd. Wat lijkt het vreemd om zulke taal van de Heere der heerlijkheid te horen. Zowel van Zijn vijanden als van het leed dat zij Hem berokkenen, wil Hij bevrijd worden. God kan ons op alle manieren helpen. Daarom kunnen wij een scala aan vragen voorleggen zonder bang te hoeven zijn dat wij onze vrijheid om te vragen, of Zijn vermogen om te antwoorden, te buiten gaan. Hoe toepasselijk is dit gebed voor velen van ons te maken! Wij verdienen het weggevaagd te worden als door een vloed, te verdrinken in onze zonden, opgesloten te worden in de hel. Laten wij dus pleiten op de verdiensten van onze Heiland, opdat deze dingen ons niet overkomen.
De nabijheid van God is alles wat de lijdende mens nodig heeft; één glimlach van de hemel zal de woede van de hel stillen. Het zal mijn verlossing zijn als U verschijnt om mij te vertroosten.
Dit is een diep geestelijk gebed, zeer passend bij een verlaten ziel. Door hernieuwde gemeenschap zullen wij de verlossing gerealiseerd zien. ‘Verlos mij om mijner vijanden wil’, opdat zij niet, door hun snoeven, Uw naam lasteren en pochen dat Gij niet in staat bent diegenen te redden die hun vertrouwen op U stellen. Door Zich ertoe te verlagen zulke smeekbeden te gebruiken, voldoet Jezus aan het verzoek van Zijn leerlingen: ‘Heere, leer ons bidden’.
Overweging:
Geloof in God geeft hoop op hulp, en is de halve verlossing voordat de volledige verlossing komt; want de psalmist heeft zijn hoofd nu boven water, en is niet meer zo bang als in het begin van de psalm.