21 Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood. 22 Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in zijn schulden wandelt. 23 De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan; Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee; 24 Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen. 25 O God! zij hebben Uw gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom. 26 De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden. 27 Looft God in de gemeenten, den Heere, gij, die zijt uit den springader van Israël! 28 Daar is Benjamin de kleine, die over hen heerste, de vorsten van Juda, met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali.
De Almachtige Die met ons een verbond is aangegaan, is de Bron van onze veiligheid, en de Auteur van onze verlossing. Zo zeker als Hij onze God is, zal Hij ons redden. Van Hem zijn is in veiligheid zijn. Hij heeft wegen en manieren om Zijn kinderen van de dood te redden; als zij aan het einde van hun Latijn zijn en geen uitweg meer zien, weet Hij een deur der verlossing voor hen te vinden.
De Bewaarder is ook de Vernietiger. Hij slaat Zijn vijanden op de kroon van hun trots. Het vrouwenzaad vermorzelt de slangenkop. Er is geen verweer tegen de Heere, Hij kan de hoge helmkammen van Zijn hooghartige vijanden treffen met totale vernietiging. Hij bedekt het hoofd van Zijn dienaren, maar verbrijzelt het hoofd van Zijn vijanden. Bij de wederkomst van de Heere Jezus zullen Zijn vijanden Zijn oordelen onvoorstelbaar vreselijk vinden. De machten van het kwaad mogen naar de verste einden der aarde vluchten, maar de Heere zal hen gevangennemen en hen geketend terugvoeren om Zijn zegestoet te sieren. De meest volledige en verschrikkelijke wraak zal aan het verdrukte volk worden toegekend. De nederlaag van de vijand zou zo verpletterend zijn dat de honden hun bloed zouden likken.
In het lied was de opmars van de Heere beschreven; vrienden en vijanden hadden Zijn vorderingen met de ark en Zijn volk gezien. Wij nemen aan dat de stoet nu de heuvel op ging, en de voorhof binnenging waarin de tabernakel van de ark was opgeslagen; het was passend om op dit moment zingend te verklaren dat de stammen de roemrijke opmars van de Heere hadden gezien terwijl Hij Zijn volk leidde. De schitterende optocht van de ark, die de troon van de grote Koning symboliseerde, klom voor de ogen van mensen en engelen omhoog naar de heilige plaats; en de psalmist richt zich er opgetogen op alvorens er een beschrijving van te geven. De hele natuur en de voorzienigheid vormen, als het ware, een optocht die aanwezig is als de grote Heere deze lagere wereld bezoekt. Winter en zomer, zon en maan, storm en kalmte, en alle gevarieerde gloriemomenten van de natuur vergroten de pracht van de Koning der koningen, Wiens heerschappij geen einde kent.
Laat het verzamelde gezelschap de God verheerlijken Wiens ark zij volgden. Verenigde lof is als het gemengde reukwerk dat Aaron maakte; het moet geheel aan God worden aangeboden. Hij zegent ons; laat Hij geloofd worden. O blijde dag waarop alle gelovigen één zullen zijn rond de ark van de Heere, met niets anders bezig dan met de verheerlijking van de God der genade!
Overweging:
Het moet een vast onderdeel van onze bezigheden zijn dat we ons verenigen in gebed om toekomstige gunstbewijzen. Wij zijn niet zo sterk, als individuen en als vergaderingen, dat er geen ruimte voor groei zou zijn; en dat is het juiste doel van het gebed. God heeft een groot werk voor ons verricht in onze wedergeboorte. God heeft veel tot stand gebracht voor ons als kerk, door ons groei, respect en een plaats op aarde te geven. Bid dat elk daarvan mag toenemen.