6 God vaart op met gejuich, de HEERE met geklank der bazuin. 7 Psalmzingt Gode, psalmzingt! Psalmzingt onzen Koning, psalmzingt! 8 Want God is een Koning der ganse aarde; psalmzingt met een onderwijzing! 9 God regeert over de heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid. 10 De edelen der volken zijn verzameld tot het volk van den God van Abraham; want de schilden der aarde zijn Godes. Hij is zeer verheven!
Het geloof hoort het volk al schreeuwen. De opdracht van het tweede vers wordt hier als feit gezien. Het gevecht is voorbij, de overwinnaar bestijgt zijn zegewagen, en rijdt naar de poorten van de stad, die schitterend is geworden door de vreugde over Zijn terugkeer. De woorden zijn geheel toepasselijk op de hemelvaart van de Verlosser. We twijfelen er niet aan dat engelen en verheerlijkte geesten Hem met toejuichingen verwelkomden. Toen Hij op aarde kwam, werd er gezongen; zouden we ons dan voorstellen dat Hij in stilte terugkeerde?
Wat een jubelstemming heerst hier, als de hele aarde vijfmaal wordt opgeroepen God toe te zingen! Hij is eerbied waardig, Hij is de Schepper, Hij is de goedheid Zelf. Hij houdt nooit op goed te zijn, laten wij nooit ophouden dankbaar te zijn. Vreemd dat wij zoveel aandrang nodig zouden hebben om mee te doen aan zo’n hemelse ceremonie. Laat Hij al onze lof krijgen; niemand anders behoort er ook maar een greintje van te hebben. Jezus zal het allemaal krijgen. Laat Zijn soevereiniteit de bron van blijdschap zijn. Het is een verheven eigenschap, maar vol zaligheid voor de gelovige. Laat ons eerbetoon niet met gesteun, maar met liederen gebeuren. Hij vraagt niet om slaven die Zijn troon moeten opluisteren; Hij is geen despoot; zingen is een goed eerbetoon voor een Koning Die zo heilig en goedgunstig is. Laten alle harten die Zijn scepter erkennen, voor altijd zingen, want er is een blijvende reden voor dankbaarheid zolang wij in de schaduw van zo een troon leven.
Nu voert God op dit ogenblik een verborgen heerschappij over de diepst gezonken afgodendienaars; hier moet het geloof aan het werk. Wat behoren wij te verlangen naar de dag waarop deze aanblik van de waarheid veranderd zal worden, en de nu nog niet erkende heerschappij een bron van vreugde zal zijn! De geweldige waarheid dat ‘God regeert’ in voorzienigheid is de waarborg dat Zijn belofte in een genadige evangelische zin vervuld zal worden, en dat Zijn koninkrijk zal komen. Onveranderd bezet Hij een onbetwiste troon, welks besluiten, daden en bevelen de heiligheid zelf zijn. Welke andere troon is als deze? Nooit werd hij bevlekt met onrecht, noch besmeurd met zonde. Evenmin is Hij Die erop zit verbijsterd, of staat Hij voor een dilemma. Hij zit in alle rust, want Hij kent Zijn eigen macht, en ziet dat Zijn plannen niet zullen falen. Reden genoeg dus voor een heilig lied.
Alle overheden en mogendheden moeten onderworpen worden aan Jehova en Zijn Christus, want ‘Hij is zeef verheven’. In natuur, in macht, in persoon, in luister, is er niemand met Hem te vergelijken. O luisterrijk zicht op een komend tijdperk! Haast je, jullie raderen van de tijd! Intussen, heiligen, ‘zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere’.
Overweging:
Een inzicht dat door de Heilige Geest is verlicht, is als enige in staat tot waardige lofprijzing.