Terwijl wij ernstig zoeken naar de volle verzekering van het geloof, waarvan wij weten, dat zij onze blijdschap en sterkte is, laten wij daarbij bedenken, dat er een verzoeking mee gepaard gaat. Wanneer u deze volle verzekerdheid deelachtig bent, o ziel, sta op uw wachttoren, want de volgende verzoeking zal zijn: ’’Ziel, neem rust, het werk is klaar; u hebt verkregen; zit nu stil, alles zal wel goed aflopen; waartoe zou u zich zo kwellen? Wees op uw hoede in tijden, waarin u geen twijfel kent.” ”Waakt en bidt, dat u niet in verzoeking komt.” ”Die staat, zie toe, dat hij niet valle.” ”Ik zei: ik zal niet wankelen in der eeuwigheid; want Heere, U had mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet.” En wat volgde daarop? ”U verborg Uw aangezicht en ik werd verschrikt.” Dank God, voor de volle verzekerdheid van het geloof, maar bedenk, dat niet een voorzichtige wandel haar kan doen voortduren. Volle verzekerdheid is een onschatbare parel, maar wanneer iemand een kostbare parel bezit en hij langs de openbare weg reist, moet hij oppassen voor straatrovers. Wanneer een christen de volle verzekerdheid van het geloof deelachtig is, kan hij er van overtuigd zijn, dat de satan proberen zal, hem daarvan te beroven. Dat hij voorzichtiger is in zijn wandel en ijveriger in zijn waakzaamheid dan ooit te voren.