Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen. Spreuken 28:13
Hier is de weg van genade voor een schuldige en berouwvolle zondaar. Hij moet ophouden met de gewoonte om de zonde te bedekken. Dit wordt geprobeerd door valsheid, die de zonde ontkent door hypocrisie, die het probeert te verbergen; door gezwets dat de zonde rechtvaardigt, en door luidkeelse belijdenissen dat probeert verbeteringen aan te brengen. De zondaar moet de zonde belijden en verlaten. Die twee moeten samen gaan. Het belijden van de zonde moet eerlijk tegenover de HEERE worden afgelegd, en het moet in zichzelf de erkenning van het verkeerde, het gevoel van zijn kwaad en de afschuw ervan bevatten. We mogen de schuld niet op anderen gooien, ook niet op de omstandigheden, en we moeten ook niet op onze natuurlijke zwakheid pleiten. We moeten alles eerlijk vertellen en bekennen dat we schuldig zijn aan de aanklacht. Er kan geen genade zijn tot dit gedaan is. Bovendien moeten we het kwaad verlaten. Wanneer we onze schuld hebben beleden, moeten we alle aanwezige en toekomstige intenties tot het kwaad verlaten. We kunnen niet in rebellie blijven en toch wonen bij de Majesteit van de Koning. De verkeerde gewoonte van het kwaad moet worden verlaten, samen met alle plaatsen, metgezellen, bezigheden, boeken en media die ons op een dwaalspoor kunnen brengen. Niet vanwege de verbetering, noch door hervorming, maar door middel van belijden en verlaten vinden we medelijden en genade door het geloof in het bloed van Jezus.