De koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel samen met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden van de aarde om de wijsheid van Salomo te horen; en zie, meer dan Salomo is hier! (Mattheüs 12:42) Lees verder 1 Koningen 10:1—13.
De koningin van Sjeba gaf aan koning Salomo” (1 Koningen 10:10). Zo geven zielen die de schoonheid van Christus kennen Hem alles wat ze hebben. Niets geeft Christus grotere vreugde dan de liefde van Zijn volk. Wij denken dat onze liefde maar arm en gewoon is, Hij vindt dat niet. Hij was zo aan ons gehecht dat Hij Zijn hartenbloed gegeven heeft om ons te verlossen. Nu kijkt Hij naar ons en ziet dat we de prijs die Hij betaalde waard zijn. Hij zal nooit denken dat Hij een miskoop gedaan heeft. Hij ziet elke korrel van onze liefde als kostbaardere kruiden dan de engelen voor de troon Hem kunnen geven in hun liederen. Wat doen wij voor Christus? Brengen wij Hem onze talenten van goud? Misschien heb je er geen honderdtwintig, maar als je er één hebt, breng die dan. Misschien heb je niet veel kruiden, breng wat je hebt. Je stilte, je ernstige gebeden, je heilige consequente leven, de woorden die je wel eens voor Christus spreekt, de opvoeding van je kinderen, het verzorgen van de armen, het kleden van de naakte, het bezoeken van de zieke, het troosten van de treurenden, het winnen van de dwaalenden, het terugbrengen van de afvalligen, het redden van de met bloed gekochte zielen — dit zullen allemaal kamelen zijn, volgeladen met kruiden, een aanvaardbaar geschenk voor de Allerhoogste. Toen de koningin van Sjeba dit gedaan had, gaf Salomo haar een geschenk van zijn koninklijke overvloed. Ze verloor niets. Ze gaf alles wat ze had en vervolgens gaf Salomo haar minstens net zoveel terug. Ik moet zeggen dat Salomo niet snel overtroffen wordt in vrijgevigheid, zo edel en rijk was hij. Ik zeg je, Jezus zal je nooit iets schuldig zijn. O, het is grote winst om aan Christus te geven.
Ter overdenking
Geven begint met God. We kunnen Hem nooit terugbetalen, maar we kunnen Hem geven wat Hij ons gegeven heeft (1 Kronieken 29:14). God niemand iets schuldig (Malachi 3:10; 2 Korinthe 9:7–8; Filippenzen 4:18–19).
Preek 533, 4 oktober 1863