De HEERE zal de zegen over u vermeerderen, over u en over uw kinderen. Gij zijt de HEERE gezegend, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft. Aangaande de hemel, de hemel is des HEEREN; maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven. Psalm 115:14-16
De psalmist verklaart wat de Heere nog zal doen. Het gaat er niet om wat slechte mensen zullen doen, of om wat er nog zal gaan gebeuren door hun slechte daden, maar alleen om wat de Heere zal doen. Hij ziet de hele zaak als afgesloten en dat Israël zich veilig in het beloofde land gevestigd heeft en daar zingt hij over. Kom, broeders, laten we zingen over de toekomst, over wat God zal doen. Denkt u misschien dat God uiteindelijk toch nog verslagen zal worden? Denkt u dat Jehova’s plannen tenslotte niet zullen uitkomen? Dat Christus tevergeefs gestorven zal zijn? Denkt u dat de eeuwige waarheid, die in dit Boek ontvouwd wordt, door de hedendaagse ideeën van de aarde verdreven zullen worden? Of dat het christendom, waarvoor onze vaderen hun leven hebben gegeven, uitgeroeid zal worden? Geenszins. Wij zullen in de naam van Jehova overwinnen. Laten we daarom de moed niet verliezen en blijven hopen en zingen over wat de Heere zo vaak gedaan heeft, want steeds weer opnieuw geldt: ‘Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen’ (Ex. 15:1).