Ik zal de HEERE te allen tijde loven, Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn. Psalm 34:2
Anderen mogen doen wat ze willen: morren, klagen en vervuld zijn van angst en bezorgd zijn over de toekomst, maar ik zal de Heere te allen tijde loven. Ik vind altijd wel iets om Hem voor te prijzen. Steeds weer ervaar ik iets goeds wanneer ik Hem mijn lof geef. Daarom zal ik dit altijd blijven doen. “En dit,” zegt de psalmist, “zal ik niet alleen in mijn hart bewaren, maar ook met mijn mond uitspreken. Zijn lof zal voortdurend op mijn lippen zijn.” zodat anderen het horen en Hem ook gaan loven. Want klagen is besmettelijk, maar gelukkig is lofprijzing dat ook. God zij dank! Zo kunnen we van elkaar leren en samen God prijzen. “Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn.” Wat een rijke zegen schuilt er in deze woorden! Als meer mensen God met hun mond zouden loven, zouden ze minder geneigd zijn de fouten bij anderen te zoeken. Stel je voor dat slechts de helft van de energie die vaak tevergeefs wordt verspild aan het zoeken naar tekortkomingen bij medechristenen, werd besteed aan gebed en lofprijzing — hoe veel gelukkiger en rijker zouden we dan geestelijk zijn!