Ach, Heere HEERE! Zie, Ú hebt de hemel en de aarde gemaakt door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm. Niets is voor U te wonderlijk. (Jeremia 31:17) Lees verder Psalm 107:23—32.
Mijn broeder in Christus, je bent erg onrustig, toch? Dat overkomt ons allemaal. Nee, je hebt hier niets meer op aarde om op te vertrouwen, zul je nu eindelijk alleen op God vertrouwen? Je scheepje drijft nog op haar laatste balken. Er blijft nu niets voor je over dan je te laten zinken in de voorzienigheid en zorg van God. Wat een heerlijke plek is het om daarin weg te zinken! Wat een heerlijke storm die een mens op zo’n rots aan stukken slaat! O wat is het een gezegende orkaan die de ziel naar God en God alleen drijft! Soms waren er moeilijkheden die ik aan niemand anders kon vertellen dan aan God. Ik dank God dat ik ze Hem vertelt heb, want ik heb meer van Hem geleerd dan wanneer ik het aan anderen verteld zou hebben. Soms gaan we niet naar God omdat we zoveel vrienden hebben. Maar als iemand zo arm, zonder vrienden en zo hulpeloos is dat hij niets heeft, dan vlucht hij in de armen van de Vader. Hoe heerlijk wordt hij daar vastgeklemd! Daarom zeg ik het nog een keer, wat een gezegende moeilijkheden als ze je naar je Vader drijven! Wat een gezegende storm die je op de Rots der Eeuwen aan stukken slaat! Wat een heerlijke golf die je op de hemelse kust doet aanspoelen! Nu heb je niets dan je God om op te vertrouwen, wat ga je doen? Ga je je zorgen maken? Ga je zeuren? O, ik bid het je, onteer je Heer en Meester niet zo! Wees een man. Wees een man van God. Laat de wereld zien dat je God je meer waard is dan tienduizend werelden. Laat de rijken zien hoe rijk je bent in je armoede als de Heere je Helper is! Laat de sterken zien hoe sterk je bent in je zwakheid wanneer je gedragen wordt door de eeuwige armen. Nu, nu is het jou tijd om God te verheerlijken!
Ter overdenking
Schuil jij in de Heere(Psalm 73:25–26; Spreuken 18:10)? Als de Heere zich over de gelovige ontfermt, zullen zelfs de kwade ervaringen uiteindelijk zijn voor haar welzijn (Psalm 119:71; Klaagliederen 3:27; Romeinen 8:28) en de overstroming van zegen voor anderen zijn (Genesis 50:20). Dat zien we het best op Goede Vrijdag (Jesaja 53:10–11; 1 Petrus 2:23–24).
Preek 462, 27 juli 1862