Elke goede eigenschap die in een christen is, begint niet alleen, maar vordert en wordt voltrokken door de koesterende genade van God, door Jezus Christus. Als ik mijn vinger op de gouden grendel van het paradijs hield en mijn voet op de drempel zou staan, zou ik de laatste stap om de hemel binnen te gaan niet kunnen zetten, tenzij de genade die mij zo ver bracht mij in staat zou stellen om mijn pelgrimsreis volledig en oprecht te voleinden. Verlossing is Gods werk, niet van de mens. Dit is de theologie die Jona leerde in het grote vissencollege, in de universiteit van de grote diepte. Het zou een goede zaak zijn als veel van onze theologen in deze dagen naar deze universiteit gezonden werden, want menselijke kennis maakt vaak opgeblazen; maar hij die geschoold en gedisciplineerd is in het college van diepe ervaring en de slechtheid van zijn eigen hart heeft leren kennen, zal bekennen dat onze verlossing van het begin tot het einde niet afhankelijk is van degene die wil, noch van degene die loopt, maar van de ontfermende God die genade betoont.