Er is een stem van het bloed van uw broer, dat van de aardbodem tot Mij roept. (Genesis 4:10)
Lees verder Efeze 5:15—20.
De dienaren van Satan beschamen me, ze beschamen me! Soms komt er ’s nachts een dienaar van Satan met het bericht, “De meester is er en hij roept je.”Zonder een traan verlaat je je vrouw en kinderen, je gaat naar het huis van je meester, daar gaan de vieze bekers langs. Je drinkt en blijft drinken. Nooit verloochen je je meester, je belijdt hem met veel vloeken. Je zegt van alles tegen je vrienden wat jullie arme zielen verwonden en toch doe je het zo dapper! Je weet nauwelijks hoe je thuis moet komen, maar ’s morgens wordt je met rode ogen, hoofdpijn en ziek wakker. Maar de volgende nacht ga je weer als de meester je roept. Zo ga je, jaren achtereen, ook al rukt de waanzin je uiteen als een wervelwind. Maar hier ben ik, een dienaar van God, en als mijn Meester mij roept en mij gebiedt van Hem te getuigen heb ik de neiging om stil te blijven. Als Hij mij opdraagt om met iemand te praten, zou ik die taak zondig vermijden. Zoals jij je meester belijdt en om een vloek over je leven vraagt, zo zijn sommigen van ons zo bang om onze Meester te belijden alsof we daardoor vreesden vervloekt te worden. Maar in plaats daarvan wordt de vloek door de belijdenis juist afgewend! Als Christenen moeten wij onszelf schamen als we bedenken hoe trouw zondaren hun god belijden! Hoor ze in de nacht, als ze door de straten struikelen. Ze schamen zich niet voor hun heer en meester. Luister hoe ze vloeken en de hemel uitdagen! Ze schamen zich nergens voor met hun meester. En wij, wij die de hemel als onze beloning hebben, en zo’n Christus mogen dienen, die zo genadig en goed voor ons is, kijk naar ons! Wat hebben we onze Verlosser slecht lief! Wat hebben we de zielen van de mensen slecht lief
Ter overdenking
Schaam je jezelf eerst voor Christus en dan pas voor jezelf? (Markus 14:66—72) Niet kunnen spreken van Hem is een veel voorkomende verleiding en een zonde van nalatigheid, maar met Gods hulp kunnen we die verleiding overwinnen (Psalm 119:46; Romeinen 1:16; 2 Timotheüs 1:8)!
Preek nr. 461, 20 juli 1862