Een preek uitgesproken op donderdagavond, 21 april 1881, door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle, Newington. Voorgelezen op zondag 24 juni 1900.
Maar Ruth zeide: Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God. Ruth 1:16
Dit was een erg moedige en openhartige belijdenis van het geloof. Merk op dat het gedaan werd door een vrouw, een jonge vrouw, een arme vrouw, een weduwe en een vreemdelinge. Dit alles bedenkend, geloof ik dat een toestand van zachtmoedigheid, duisternis, armoede of verdriet, geen reden van verhindering zou mogen zijn om een openbare belijdenis van trouw aan God af te leggen, voor iemand die in de Heere Jezus Christus gelooft. Als dat ook uw overtuiging is, mijn geliefde vriend, dan zult u gelegenheid vinden te verklaren dat u aan de kant van de Heere staat. Wie u ook bent en waar u zich ook bevindt.
Ik denk dat Naomi goed handelde toen ze Ruth als het ware aanzette dit dappere standpunt in te nemen. Daardoor werd het absoluut noodzakelijk voor haar om ronduit met de woorden van de tekst te zeggen: ‘Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.’
Wat voor reden is er dan voor óns om beschaamd te zijn te belijden dat we bij de Heere Jezus Christus horen? Wat kan er zijn dat ons beschaamd doet zijn over Jezus of dat ons zou laten blozen om Zijn Naam te erkennen? Beschaamd vanwege Jezus, die geliefde Vriend van Wie mijn hemelse hoop afhangt! Nee, als ik bloos, laat dit dan mijn schaamte zijn, dat ik Zijn Naam niet méér eerbiedig.
We zouden ons moeten schamen dat we beschaamd zijn vanwege Jezus. We zouden bang moeten zijn dat we Hem niet durven erkennen. We zouden moeten beven over ons beven om Hem te belijden. Wemoeten vastbesloten zijn en alle geschikte gelegenheden aangrijpen om te zeggen: ‘Wij dienen de Heere Christus’. Dit zouden we in de eerste plaats tegen bekenden moeten zeggen, en daarna tegeniedereen waarmee we in contact komen.
Ik denk dat Naomi zeer verheugd was, en in elk geval verheugd behoorde te zijn, toen ze Ruths verklaring hoorde. Vooral vanwege het laatste deel ervan: ‘Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God’. Naomi had een groot tijdelijk verlies geleden; ze had haar man en haar twee zonen verloren, maar nu had ze de ziel gevonden van haar schoondochter. Ik geloof dat het overeenkomstig de weegschaal van het ware oordeel is, als er in haar hart meer vreugde zou zijn geweest over de bekering van Ruth dan verdriet over de dood van haar man en zonen.
Onze Heere Jezus heeft gezegd ‘dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over een zondaar, die zich bekeert’. Dit betekent dat er vreugde is in het hart van God Zelf over het berouw van iedere zondaar.Als Naomi’s man en zonen ware gelovigen waren, als ze oprecht hadden gewandeld voor de Heere(laten we hopen dat ze dat hebben gedaan), zou de blijdschap vanwege de redding van haar schoondochter opwegen tegen het verdriet over hen.
Geliefde vrienden, misschien hebben sommigen van u sterfgevallen meegemaakt in uw huizen. Maar als de tijdelijke dood van iemand het middel zou zijn van het geestelijk leven van iemand anders, dan is dat duidelijk winst. En ik weet zeker dat het zo kan gaan. Ook al bent u mogelijk huilend naar het graf gegaan, toch hebt u winst behaald. Namelijk als u bewijs hebt dat er met die tranen ook tranen waren van berouw van andere leden van uw gezin, en als met die bedroefde blik in het graf er ook een gelovige blik was op de gestorven, opgestane en levende Zaligmaker. U hoeft dan niet met Naomi uitte roepen: ‘Vol toog ik weg, maar ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren.’
Naomi had met haar bekeerde schoondochter aan haar zijde werkelijk een gelukkiger vrouw kunnen zijn dan toen ze met haar man en haar jongens vertrok. Als ze in de toekomst had kunnen kijken, hadze gezien dat ze nu iemand bij zich had die in de directe lijn zou staan van Christus’ voorgeslacht.Ruth was een koninklijke vrouw, want ik zie de lijn van Christus als een koninklijke lijn. Mannen en vrouwen die op enige wijze verbonden zijn met de geboorte van de Zaligmaker in deze wereld, zijn het hoogst geëerd.
Ruth, hoewel een Moabietische, was één van degenen die uitverkoren was om in dit grote voorrecht te delen. Daarom smeek ik u, als u bedroefd bent geweest vanwege sterfgevallen in uw familiekring, om tot God te bidden die smart goed te maken. Namelijk met een grotere mate van vreugde, omdat Hij door genade andere leden van uw familie heeft gebracht om te betrouwen op Jezus.
Treffend is ook dat dit gebeurde toen Naomi terugging naar het land dat ze nooit had moeten verlaten. Het was toen ze kwam van de afgodische Moabieten waaronder ze, zoals u begrijpt, bekenden, vrienden en kennissen had. Het was toen ze zei: ‘Ik zal teruggaan naar mijn eigen land, volk en God.’ Toen gaf haar de Heere de ziel van deze jonge vrouw die zo nauw aan haar verbonden was.
Het zou kunnen dat enigen van u, belijdende christenen, ver van de Heere hebben geleefd. U hebt niet een afgezonderd leven geleid, maar geprobeerd zowel met de wereld als met Christus op goede voet te staan. Uw kinderen groeien niet op zoals u het zou wensen. U zegt dat uw zonen zich niet goed gedragen en dat uw dochters pronkziek, wuft en werelds zijn. Verwondert u dat? U zegt: ‘Och, ik ben een heel eind met hen meegegaan om hen tevreden te stellen en dacht dat ik hen misschien zodoende kon winnen voor Christus.’ Ach, u zult nooit één ziel voor het goede winnen door een compromis te sluiten met het kwade. Het is de keuze voor Christus en Zijn waarheid die de grootste kracht in het gezin en in de wereld heeft.
Als een soldaat in de barakken wordt bekeerd en zegt: ‘Ik heb het vaste voornemen een christen te zijn, maar tegelijkertijd wil ik ook zoveel ik kan meedoen met de anderen en wil soms met hen de kroeg in’, dan zal hij geen goed kunnen doen. Maar zodra hij onverschrokken standvastig is voor zijn nieuwe Kapitein en men van hem weet dat hij een christen is, zullen zijn kameraden beginnen hem te bespotten, maar ze zullen ook onder de indruk raken. Als hij dapper standhoudt en nooit in de geringste mate afwijkt, maar zijn Heere en Meester trouw is, dan zal hij waarschijnlijk zien dat medesoldaten bekeerd worden.
Het was terwijl Naomi onderweg was naar haar eigen land dat ze het goede nieuws hoorde dat haar geliefde schoondochter had besloten een volgeling van Jehova te worden en zei: ‘Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.’ Dit gaf haar grote vreugde. Maar hoe moeten sommigen van u, christenen, zich voelen wanneer u ontdekt dat anderen tot struikelen zijn gebracht doordat u zelf op afstand van Christus leefde? Wat een knagende wroeging zal u hebben als u er achter komt dat uw arm voorgoed verlamd is, dat u niet in staat bent geweest om anderen tot de Zaligmaker te leiden. Omdat u zelf zo ver van Hem vandaan leefde, dat het serieus de vraag was of u niet zou uitgroeien tot een aanbidder van de Moabietische afgoden en uw belijdenis een volgeling van de enige ware God te zijn, helemaal op zou geven.
Met dit als inleiding, kom ik tot het onderwerp van de tekst. Hier is een jonge vrouw die tegen eenvolgeling van Jehova zegt: ‘Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.’
1. De liefde voor de vromen moet ons aanzetten tot Godsvrucht.
Dat deed het ook in dit geval. Toegenegenheid tot hun vrome schoonmoeder beïnvloedde enige tijd zowel Orpa als Ruth. ‘En zij zeiden tot haar: Wij zullen zekerlijk met u wederkeren tot uw volk.’ Ze waren allebei een eind op weg naar Kanaän, maar helaas, natuurlijke genegenheid heeft niet genoeg kracht in zichzelf om iemand te trekken tot de keuze voor God. Het kan daartoe behulpzaam zijn; het kan één van de ‘mensenzelen’ en ‘touwen der liefde’ zijn die de Heere in Zijn oneindige barmhartigheid gebruikt om zondaren tot Zichzelf te trekken. Maar er moet meer zijn dan slechts menselijke toegenegenheid.
Het is iets verschrikkelijks als mensen vrome ouders hebben gehad en zij, ondanks dat voorrecht, soms eerder slechter schijnen te zijn dan beter. Of als mannen die christelijke vrouwen hebben, opstaan tegen het licht en al maar goddelozer worden, ondanks dat God hun huizen heeft gezegend met vrome vrouwen die liefdevol en teder met hen over de dienst van Jezus spreken. Dat is verschrikkelijk, omdat het altijd zo zou moeten zijn dat onze genegenheid voor de vromen ons zou moeten helpen ons tot godsvrucht te leiden. In Ruths geval was het door Gods genade het middel haar te leiden naar de keuze zoals in onze tekst uitgedrukt: ‘Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God’.
Veel verschillende krachten kunnen leiden tot dit besluit. Ten eerste, is er de invloed van het gezelschap. Niemand betwijfelt dat slecht gezelschap de neiging heeft een mens slecht te maken en het is even zeker dat goed gezelschap de neiging heeft mensen te beïnvloeden in de richting van hetgeen goed is. Het is een gelukkige zaak iemand naast je te hebben, wiens hart vol is van de liefde tot God.
Het is een grote zegen een oprecht heilige als moeder te hebben. Of een broer of zus te hebben die de Heere vreest. Het is een bijzonder voorrecht tijdens het leven op de innigste wijze verbonden te zijn aan iemand wiens gebeden met de onze opstijgen en wiens lofprijzingen zich met de onze mengen. Er is iets in het christelijke gezelschap dat ons leidt in de goede richting, tenzij het hart vastberaden uit is op het kwade.
Er is echter nog meer dan dit en dat is de invloed van bewondering. Ongetwijfeld keek Ruth met eerbied en bewondering naar Naomi, want ze zag in haar een karakter dat de achting en liefde van haar hart gewonnen had. De glimp die we van deze vrome vrouw hebben in het boek van Ruth toont ons dat ze een totaal onbaatzuchtig en niet egoïstisch mens was. Niet iemand die vanwege haar eigen grote verdriet anderen daarmee zou opzadelen en hen daarmee naar haar eigen stand zou neerhalen met het doel dat zij op enige wijze haar zouden ondersteunen. Zij was iemand die eerder rekening hield met de belangen van de ander dan met haar eigen belangen.
Zulke mensen winnen zeker bewondering en achting. Wanneer een christen zo leeft dat anderen iets aan hem zien dat ze zelf niet hebben, is dat een manier waardoor ze vaak worden getrokken naar het christelijke leven. Als de zieke christen geduldig, de arme christen opgewekt, degene die in Christus gelooft vergevend, milddadig, teergevoelig, begripvol, eerlijk en oprecht is, zeggen degenen die datzien: ‘Hier is iets dat de moeite van het bekijken waard is; waar komt al deze voortreffelijkheid vandaan?’ Ze zien aan hen dat ze met Jezus gewandeld hebben, dat ze deze dingen van Hem geleerd hebben en dat ze op die wijze ingewonnen zijn om Zijn volgelingen te worden.
Het is niet alleen maar door gezelschap en bewondering dat mensen voor de Zaligmaker gewonnen worden. Er is ook de invloed van het onderwijs. Ik twijfel er niet aan dat Naomi haar schoondochterveel nuttig onderwijs gaf. Ruth wilde graag wat weten over Naomi’s God en Naomi wilde haar graagalles vertellen wat ze wist.
Toen de Spanjaarden naar Zuid-Amerika gingen, behandelden zij de oorspronkelijke bewoners zo slecht, dat de Indianen niets wensten te weten over de god van de Spanjaarden. Door de vele wreedheden die ze hadden geleden, dachten ze dat hij wel een duivel moest zijn. Er zijn bepaalde leraren die zo onaardig zijn, die alle vriendelijkheid en milddadigheid missen, dat niemand iets van hun god wil weten. Want als hij net als de leraar is, dan is hij mogelijk de duivel. Maar geliefde vrienden, zo mag het onder ons niet zijn. Wij zouden mensen nieuwsgierig moeten maken naar wat onze godsdienst werkelijk is en dan gereed zijn hen daarover te vertellen.
Ik twijfel er niet aan dat Naomi, telkens als haar schoondochters in Moab bij haar op bezoek kwamen, begonnen is te vertellen over de verlossing bij de Rode Zee. Hoe de Heere Zijn volk door de woestijn heeft geleid en hoe het uitnemende land dat overvloeide van melk en honing aan hen was gegeven door de hand van Jozua. Dan vertelde ze hen over de tabernakel en de eredienst. Ze sprak onder andere met hen over het lam, de rode vaars, en de var en het zondoffer.
Waarschijnlijk is op die manier Ruths hart ingewonnen voor Jehova, de God van Israël. Mogelijk zei Ruth vanwege Naomi’s onderwijs tot haar: ‘Uw volk is mijn volk.’ Ik weet zoveel over hen dat ik met hen gerekend wil worden. ‘Uw God is mijn God’, u hebt me over Hem verteld, welke wonderen Hij heeft gedaan. En ik heb besloten mij onder de schaduw van Zijn vleugels toe te vertrouwen.
Nu, geliefden, zo moet het bij ons ook zijn. Wij moeten erop toezien dat degenen die in onze invloedssfeer zijn en die beïnvloed worden door ons gezelschap, ons leven en onze gesprekken, op de goede weg worden gebracht. Omdat er voor degenen die ons leven zien, iets te bewonderen zou moeten zijn en omdat onze gesprekken vol zouden moeten zijn van genadig onderwijs.
Daarnaast heb ik geen twijfel dat sommige mensen naar goede zaken worden getrokken door een verlangen de vromen die ze liefhebben te troosten. En, hoewel ik dit niet één van de hoogste en krachtigste motieven acht, neem ik echter de vrijheid om jonge mensen erop te wijzen dat hun zonden een groot verdriet zijn voor hun liefhebbende vaders en moeders. Hun hele huis zou gevuld zijn met heilige vreugde als zij hun harten aan Christus zouden geven.
Het was mij een grote vreugde toen mij zonen werden geboren. Maar het was een oneindig overtreffende vreugde toen zij, de één na de ander, mij vertelden dat ze de Zaligmaker hadden gezocht en gevonden. Het was een intense bevrediging voor mijn ziel met hen te bidden, hen meer geheel op Christus te wijzen, het verhaal van hun geestelijke zorgen te horen en hen uit hun geestelijke moeilijkheden te helpen.
Ach, mijn jonge vrienden, jullie weten niet hoe zeer degenen die jullie liefhebben verheugd zouden zijn als jullie bekeerd werden. Vooral als enigen van jullie niet geleefd hebben zoals het behoorde. Die misschien zelfs van huis zijn weggegaan en zich zodanig hebben gedragen, dat het jullie vaders grijze haar in droefenis naar het graf heeft gebracht. Ik denk dat hij bijna zou dansen van vreugde als hij alleen maar zou horen dat je oprecht tot God bekeerd was.
Ik ken een dominee die een oude versleten brief uit zijn zak haalde en een reis maakte van het platteland om die mij te laten zien. Het was geen echt oude brief, maar hij was versleten omdat hij hem zo vaak tevoorschijn had gehaald om hem te lezen. De brief ging over zijn zoon die zo’n deugniet en zo’n schande voor de familie was, dat hij geholpen werd om naar het buitenland te gaan. Hij kwam naar Londen om in te schepen. Aangezien hij zijn vader over mij had horen spreken, besloot hij zijn laatste donderdagavond door te brengen in deze kerk voordat hij op vrijdag zou vertrekken. Hier ontmoette God hem, want ik werd als predikant door de Heilige Geest gedrongen om te zeggen: ‘Hier ben je dan, Jack, weggaand van huis, van je vaders huis. Och, dat de grote Vader in de hemel jou tot Zichzelf zou nemen!’ Wat was nu het geval? Zijn naam was inderdaad Jack, dus dit was het juistewoord voor hem en de Heere zegende het op dat moment.
Hij ging naar Amerika en schreef zijn vader niet over zijn bekering totdat hij de tijd had de echtheid ervan te beproeven. Toen hij gedoopt was en zich bij de kerk gevoegd had en zich gedurende zes maanden overeenkomstig zijn belijdenis gedragen had, stuurde hij het goede nieuws naar huis. Deoude man zei: ‘Ik dacht dat hij op zee verdronken was, maar de Heere redde hem door uw preken. Godzegene u, dominee!’ Duizend zegeningen werden op mijn hoofd gestapeld door deze dankbare vader.
Het was maar een eenvoudige preek die ik had gehouden op een donderdagavond, maar het was het middel tot de bekering van die zoon. Het was de bron van de grote blijdschap voor die vader. Hij vond het niet erg dat zijn zoon in Amerika was, of wat hij deed, aangezien hij een echte gelovige in de Heere Jezus was geworden. Wat zou het een genade zijn als deze preek net zoals die preek gezegend zou worden!
Ik denk dat er ook nog iets anders was dat grote invloed op Ruth had, net zoals het een grote invloed heeft gehad op heel veel mensen. Dat is de vrees voor scheiding. ‘Ach,’ zei iemand vorige week nogtegen mij, ’het verontrustte mij gewoonlijk geweldig wanneer mijn vrouw naar beneden ging naar hetHeilig Avondmaal en ik naar huis moest gaan, of met de toeschouwers op de galerij moest blijven. Ik hield er niet van om, zelfs hier, van haar gescheiden te zijn. Toen bekroop mij opeens de gedachte:’Wat als ik voor altijd van haar gescheiden zal zijn?’
Een soortgelijke gedachte zou, met Gods zegen, op velen een indruk moeten maken. Jongeman, als je onboetvaardig leeft en sterft, zul je je moeder niet meer zien, behalve van een geweldig grote afstand. Met een diepe afgrond tussen haar en jou in, zodat zij niet kan oversteken naar jou en jij ook niet naar haar. Er zal een dag komen wanneer de één zal worden aangenomen en een ander achtergelaten.
En daarom, ik smeek het u, laat u trekken en kom tot een keuze voor God en Christus. Laat u trekken door de invloed van de vromen waarvan u houdt. Laat u trekken voordat de grote scheiding plaatsvindt voor de rechterstoel van Christus, en scheiding gemaakt wordt tussen de bokken en de schapen, tussen het kaf en het koren.
De tijd ontbreekt mij om nog langer bij dit punt stil te staan, hoewel het een zeer interessant punt is, daarom moet ik doorgaan met mijn tweede gedachte.
2. Besluiten tot vroomheid zullen beproefd worden.
Ruth spreekt heel beslist: ‘Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.’ Dit was haar besluit, maar hetwas een besluit dat al op de proef was gesteld en het had de proef bevredigend doorstaan.
Ten eerste, het werd beproefd door de armoede en het verdriet van haar schoonmoeder. Naomi zei:‘De Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan.’ Desondanks zegt Ruth: ‘Uw God is mijn God.’Ik houd van dat dappere besluit van de jonge Moabietische. Sommige mensen zeggen: We zouden wel bekeerd willen worden, omdat we blij en gelukkig willen zijn. Ja, maar veronderstel nu eens dat u wist dat u níet blij en gelukkig zou zijn na uw bekering, dan zou u nog steeds moeten wensen dat deze God uw God zou zijn.
Naomi heeft haar man verloren, haar zoons verloren, alles verloren; zonder één cent op zak gaat ze terug naar Bethlehem. Toch zegt haar schoondochter tegen haar: ‘Uw God is mijn God.’ O, geliefdevrienden, als u het levenslot kunt delen van christenen die moeilijkheden hebben, als u God en de droefenis kunt aanvaarden, als u Christus en een kruis kunt accepteren, dan is uw besluit Zijn volgeling te zijn oprecht en echt. Het is beproefd door de droefenissen en de beproevingen die, zoals u weet, bij het volk van God horen. Toch bent u tevreden met hen te lijden en hun God ook voor uw God te houden.
Ruths besluit werd beproefd toen haar bevolen werd de kosten te overrekenen. Naomi had haar de hele zaak voorgelegd. Ze had haar schoondochter verteld dat er geen hoop was dat zij ooit een zoon zou baren die Ruths man zou kunnen worden, en dat ze maar beter terug kon gaan en een man in haar eigen land kon zoeken. Ze stelde haar de donkere kant van de zaak voor, mogelijk te ernstig. Ze scheen alsof ze haar wilde overtuigen terug te gaan, hoewel ik niet denk dat ze in haar hart echt wenste dat ze dat zou doen. Maar, mijn jonge vriend, overweeg de kosten, voordat je tegen welke christen dan ook zegt: ‘Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.’
Als u een verkeerd beroep uitoefent, zult u dit moeten opgeven. Als u slechte gewoonten hebt, zult u deze moeten opgeven en als u slecht gezelschap hebt gehad, zult u deze moeten verlaten. Veel dingen die u eerst plezier gaven, zullen pijnlijk worden en dienen te worden afgezworen. Bent u bereid Christus te volgen, zowel door de modderpoel en het moeras als langs de hoofdweg, en zowel beneden in de vallei als boven op de heuvels? Bent u bereid Zijn kruis op u te nemen om daarna zoals u hoopt Zijn kroon te delen? Als u de beproeving, die Christus Zijn volgelingen op aarde wil toeschikken tot in de kleinste details kunt doorstaan, dan is uw keuze een goede geweest en anders niet.
Ruth werd ook beproefd door de ogenschijnlijke koelheid van iemand waarin ze vertrouwen stelde. Hoewel ze Naomi met recht kon vertrouwen, bleek Naomi haar helemaal niet aan te moedigen. Ze leek haar juist te ontmoedigen. Ik weet niet zeker of Naomi daarvoor te beschuldigen is en ik ben niet zeker of ze veel geprezen moet worden. Weet u, het is zeker mogelijk mensen te veel aan te moedigen. Ik ken sommigen die zozeer in hun twijfels en vrees zijn aangemoedigd dat ze er nooit meer uit konden komen. Tegelijkertijd kunt u ook erg gemakkelijk vragers en zoekers ontmoedigen.
Hoewel Naomi haar liefde tot Ruth toonde, scheen ze echter geen groot verlangen te hebben om haar tot het volgen van Jehova te leiden. Dit is een beproeving die veel jonge mensen smartelijk vinden. Maar deze jonge vrouw sprak tot haar schoonmoeder: ‘Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.’
Een andere beproeving voor Ruth was het teruggaan van haar schoonzuster. Orpa kuste Naomi en verliet haar. U weet hoeveel invloed jonge mensen op elkaar hebben wanneer ze dezelfde leeftijd hebben of wanneer ze aan elkaar verwant zijn zoals deze twee waren. Stel dat u met uw vriendin naar een opwekkings bijeenkomst zou gaan en ze was net als u onder de indruk van het gehoorde. Daarna is ze echter teruggekeerd naar de wereld. Voor u is er dan de verleiding om hetzelfde te doen. Kunt u daartegen standhouden? Of jullie, twee jonge mannen, gingen om dezelfde prediker te horen en jullie voelden allebei de kracht van het Woord, maar je vriend is teruggegaan naar de plaats waar hij gewoonlijk was. Kunt u het nu volhouden en zeggen: ‘Ik zal Christus alleen volgen, ook als mijn vriend niet met me meegaat?’ Als dat zo is, is het goed met u.
Kunt u uw God aankleven wanneer velen afwijken? Kunt u getuigen dat Hij het levende Woord heeft, en niemand anders op de aarde? En kunt u verdragen met de rei van maagden, de nederigen en reinenvan hart, die waar het Lam ook heen leidt, nooit van Zijn voetstappen afwijken? Antwoordt u: ‘Wij kunnen’? Antwoordt u: ‘Wij kunnen door de kracht van Zijn dwingende liefde’? Maar, ach, bedenkdat het vlees zwak is en ineen zal krimpen in het uur van de beproeving. Geeft u toch over aan Zijn liefde, Die nu mensenzelen om u heen zou willen werpen, de koorden van Zijn liefde, Die voor u werd gegeven om u vast te binden aan het altaar.
Maar één van de ergste beproevingen die Ruth had, was het zwijgen van Naomi. Ik denk dat dit bedoeld wordt, want nadat ze plechtig had verklaard dat ze de Heere zou volgen, lezen we: ‘Als zij nu zag, dat zij vastelijk voorgenomen had met haar te gaan, zo hield zij op tot haar te spreken.’ Ze hieldop met het aanwijzen van de schaduwzijde van de zaak, maar blijkt niet gesproken te hebben over depositieve kanten ervan. ‘Zij hield op tot haar te spreken.’
De vrouw was zo verdrietig dat ze niet kon spreken. Haar hartzeer was zo groot dat ze niet kon praten,maar zo’n stilte moet erg beproevend voor Ruth zijn geweest. Wanneer een jong iemand net is toegetreden tot het volk van God, is het een zware beproeving oog in oog te staan met een erg verdrietige christen en niet één vertroostend woord te krijgen. Broeders en zusters, soms moeten we onze eigen bittere pillen zo snel mogelijk slikken, zodat we anderen niet zullen ontmoedigen door richting hen een verdrietig gezicht te zetten. Het allerbeste dat een verdrietige persoon soms kan doen is te zeggen: ‘Ik moet niet bedroefd zijn; er komt net een jong iemand binnen. Ik moet nu opgewekt zijn, want hier komt iemand die misschien ontmoedigd wordt door mijn verdriet.’
U herinnert zich hoe de psalmist, toen hij erg droevig gesteld was, zei: ‘Indien ik zou zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen. Nochtans heb ik gedacht dit te mogen verstaan; maar het was moeite in mijn ogen.’ (Ps. 73:15-16). Laat het voor ons te pijnlijk zijn om enige reden voor struikelen of onrust te geven voor degenen die net tot de Zaligmaker zijn gekomen, maar laat ons zoveel we kunnen hen opvrolijken en aanmoedigen.
Echter, Naomi’s zwijgen ontmoedigde Ruth niet. Ze was duidelijk een resolute en toch zachtaardige jonge vrouw, die zichzelf zonder enige reserve aan God en Zijn volk overgaf. Ze zette door op de door haar ingeslagen weg. Ook al zou ze niet door de veel oudere gelovige geholpen worden en zelfs door haar ontmoedigd worden en nog meer ontmoedigd worden door de terugkeer van haar schoonzus Orpa. Nu dan, doe hetzelfde, Marie, Janet, Jan en Thomas. Zult u zijn als meneer Plooibaar2 en teruggaan naar de stad Verderf? Of zult u gelijk Christen zijn, uw weg vervolgen, en manmoedig volhouden door het Moeras van de Wanhoop, of wat u onderweg naar de hemelse stad tegenkomt?
3. Ware godzaligheid bestaat vooral in het kiezen van God.
Dat is de kern van de tekst: ‘uw God mijn God’.
Ten eerst, geliefde vrienden, God is het voortreffelijkste bezit van de gelovige. Het is inderdaad het onderscheidingsteken van een christen dat hij een God heeft. Naomi had niet veel, geen man, geen zoon, geen land, geen goud, geen zilver, zelfs geen vermaak, maar ze had een God. Kom, mijn vriend, bent u vastbesloten dat de Heere voortaan en voor altijd uw voornaamste bezit zal zijn? Kunt uzeggen: ‘God zal de mijne zijn; mijn geloof zal Hem nu aangrijpen en Hem vasthouden’?
Vervolgens, God was voortaan voor Ruth, zoals Hij voor Naomi was geweest; haar Regeerder en Wetgever. Als iemand waarlijk zegt: ‘God zal mijn God zijn’, heeft dat ook een praktisch gevolg. Het betekent ‘Hij zal mij beïnvloeden, de weg wijzen en leiden, mij regeren en mijn Koning zijn. Ik zal mij aan Hem overgeven en Hem in alles gehoorzaam zijn. Ik zal pogen om alle dingen overeenkomstig Zijn wil te doen. God zal mijn God zijn’.
U moet God niet als Helper willen hebben om Hem uw dienstknecht te maken, maar om Hem uw Meester te laten zijn en u op die manier te helpen. Geliefde vrienden, leidt de Heilige Geest u om deze gezegende keus te maken en te verklaren, ‘Deze God zal de mijne zijn, mijn Wetgever en Regeerder van nu af aan’?
Welnu dan, Hij moet ook uw Onderwijzer zijn. Ik ben bang dat tegenwoordig negen van de tien mensen niet geloven in de God die ons in de Bijbel is geopenbaard. ‘Wat?’, zegt u; het is zo, en het doet me verdriet dat het zo is. Ik kan u wijzen op kranten, tijdschriften, periodieken, en ook op tientallen kansels, waarin een nieuwe god is opgericht om die te aanbidden. Niet de God van het Oude Testament, want die God is te strikt en te streng, te hardvochtig voor onze moderne leraren. Ze geloven niet in Hem.
Tegenwoordig wordt de God van Abraham door velen onttroond. In Zijn plaats hebben ze een weke en‘goedaardige’ god, gelijk aan degenen van wie Mozes sprak: ‘nieuwe goden, die van nabij gekomen waren, voor dewelke uw vaders niet geschrikt hebben.’ (Deut. 32:17). Ze huiveren al bij het noemenvan de God van de Puriteinen. Als Jonathan Edwards uit de dood zou opstaan, zouden ze nog geenminuut naar hem luisteren. Ze zouden zeggen dat ze sinds Edwards’ dagen een totaal nieuwe god hebben.
Maar, broeders, ik geloof in de God van Abraham, van Izak en van Jacob. Deze God is mijn God. Ja,de God Die Farao en zijn heirleger verdronk in de Rode Zee en Zijn volk bewoog ‘Halleluja’ tezingen, omdat Hij het had gedaan. De God die ervoor zorgde dat de aarde zich opende en Korach, Dathan en Abiram opslokte, samen met allen die hen vergezelden. Het is een vreeswekkende God Die ik aanbid. Hij is de God en Vader van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus, vol van genade, barmhartigheid, teder en vriendelijk, en toch rechtvaardig en vreselijk in Zijn heiligheid, ontzaglijk vanuit Zijn heilige plaatsen.
Dit is de God Die wij aanbidden en die tot Hem komt in Christus en op Hem betrouwt, zal Hem erkennen en aannemen als zijn Onderwijzer. En zo zal hij leren alles dat hij moet kennen. Maar wee de moderne mens, die zichzelf een kalf naar eigen verzinsel heeft gemaakt, dat geen kracht heeft om tezegenen of te redden! ‘Uw God’, zegt Ruth tegen Naomi, niet een andere god, niet Kamos of Moloch, maar Jehova ‘zal mijn God zijn’. Zo nam ze Hem aan als haar Onderwijzer, en zo moeten wij ook doen.
Laten wij dan tot Hem gaan, opdat Hij zal zijn ons volkomen vertrouwen en onze steun. O mijn geliefde vrienden, de gelukkigste zaak in het leven is op God te vertrouwen. Ten eerste, Hem met uw ziel te vertrouwen door Jezus Christus, de Zaligmaker, en Hem dan voor alles te vertrouwen. Ik spreek over zaken die ik ken. Het zinnelijke leven is de dood, maar het leven van het geloof is werkelijk leven. Vertrouw God in het tijdelijke. Nee, ik maak geen verschil tussen het tijdelijke en het eeuwige. Vertrouw God in alles, in uw dagelijkse levensonderhoud, uw gezondheid, uw vrouw en kinderen. Leef het leven van het geloof in God en u zult werkelijk leven en alle dingen zullen goed met u komen.
We zijn vaak zo ongelukkig, omdat we gedeeltelijk op God en gedeeltelijk op onszelf vertrouwen. Maar wanneer u zich door het eenvoudige geloof op God verlaat, vindt u de grootste blijdschap en zegen die mogelijk is op aarde. Dan wordt een hele serie van wonderen voor u uitgespreid. Uw leven wordt een wonder, of een opeenvolging van wonderen. Dan hoort God uw gebeden en antwoordt u vanuit de hemel. Dan bevrijdt Hij u in de tijd van beproeving en voorziet in al uw behoeften. Dan leidt God u steeds verder door een ongeëvenaarde weg, die u niet kent, die u elk moment grotere verbazing en vreugde zal geven wanneer u daaruit het karakter van God leert kennen. O, dat ieder van u zouzeggen: ‘Deze God zal mijn God zijn; Ik zal Hem vertrouwen; door Zijn genade zal ik Hem nu vertrouwen.’
4. Door dit besluit verbinden we ons aan God en Zijn volk
Ruth zei: ‘Uw volk is mijn volk.’ Ze zou gezegd kunnen hebben: ‘Van u wordt geen goed gesproken, gij Joden, gij Israëlieten; de Moabieten waaronder ik gewoond heb, haten u.’ Maar in werkelijkheid zei ze: ‘Ik ben nu geen Moabietische meer. Ik ga bij het volk Israël behoren en zal ook tegengesproken worden. In Moab hebben ze allerlei kwaad over Bethlehem-Juda te zeggen, maar dat deert mij niet. Van nu voortaan zal ik een inwoner van Bethlehem zijn. Ik zal gerekend worden bij het getalvan de Bethlehemieten, want ik behoor niet langer bij Moab en de Moabieten.’
Nu, geliefde vrienden, wilt u zich op deze manier aansluiten bij Gods volk? Ook al wordt er kwalijk over hen gesproken, wilt u dan toch bij hen gerekend worden? Ik durf te zeggen dat de Bethlehemieten niet zodanig waren als Ruth wel gewenst had. Zelfs Naomi was dat niet; ze was te bedroefd en verdrietig. Maar toch denk ik dat Ruth haar schoonmoeder een betere vrouw achtte dan zij zelf was.
Ik heb gehoord dat mensen aanmerkingen maken op de leden van onze kerken en zeggen dat ze zich niet bij hen kunnen voegen, omdat zij zulke minderwaardige mensen zijn. Nu, ik ken een groot aantal verschillende soorten mensen en ik ben best tevreden met Gods volk gerekend te worden, ook zoals ik ze zie in Zijn zichtbare kerk. Liever met hen gerekend te worden dan met welke andere personen in de gehele wereld. Ik reken het verachte volk van God tot het beste gezelschap dat ik ooit heb ontmoet.
Vaak zeg ik van deze Metropolitan Tabernakel – en ik hoop dat leden van andere kerken dat kunnen zeggen van hun eigen bedehuizen:
‘Hier wonen mijn beste vrienden, mijn verwanten, Hier regeert God, mijn Zaligmaker.’
‘O’ zegt iemand, ‘Ik zal me bij de kerk voegen als ik een perfecte kerk kan vinden’. Dan zult u zich nooit bij enige kerk aansluiten. ‘Ach,’ zegt u, ‘maar misschien vind ik toch wel een perfecte kerk’. Goed, maar het zal blijken dat het geen perfecte kerk is zodra u zich bij hen hebt gevoegd, want die kerk zal ophouden perfect te zijn zodra ze u als lid opneemt.
Ik ben van mening dat als een kerk zodanig is dat Christus die kan liefhebben, ik die ook kanliefhebben. En als het zo’n kerk is die Christus tot Zijn kerk rekent, dan mag ik wel dankbaar zijn omer lid van te zijn. Christus had de Kerk lief en gaf Zichzelf daarvoor. Mag ik het dan niet als een eer beschouwen mijzelf er aan te geven?
Ruth sloot zich niet aan bij een volk waarvan ze verwachtte veel te zullen krijgen. Laten degenen zich schamen, die zich bij de kerk aansluiten om wat ze kunnen krijgen! Toch zijn de broden en de vissen altijd een lokmiddel voor sommige mensen. Maar Ruth ging met Naomi naar Bethlehem en alles dat de burgers zouden doen was dat ze naar buiten zouden komen en hen aanstaren en zeggen: ‘Is dit Naomi? En ik bid u, wie is deze jonge vrouw, die met u gekomen is? Naomi, wat is ze veranderd! Wat ziet ze er afgetobd uit! Ze is oud geworden vergeleken met toen ze ons verliet.’ Ze kregen niet veel sympathie, gezien die opmerkingen. Echter, Ruth scheen te zeggen: ‘Het maakt mij niet uit hoe ze mij behandelen. Zij zijn Gods volk en ik ga me bij hen voegen, zelfs al hebben ze een groot aantal fouten en onvolkomenheden.’
Ik nodig iedereen van u uit, die tot ons kan zeggen: ‘Uw God is onze God’, om u te voegen bij Gods volk, openlijk, zichtbaar, duidelijk, vastbesloten en zonder enige aarzeling. Zelfs als u er niet beter van zou worden. Misschien zult u dat niet doen, maar aan de andere kant zult u heel wat kunnen geven, want dat is de ware geest van Christus; het is zaliger te geven dan te ontvangen. Maar hoe dan ook, voegt u zich bij Gods volk en wees gelijkgerechtigd met hen.
Ik sluit af door te zeggen dat hoe de andere Bethlehemieten ook mogen zijn, onder hen was één aanzienlijke persoon. En het was voor Ruth de moeite waard zich bij het land te voegen om zich met hem te kunnen verenigen. Ruth ontdekte het stapje bij stapje. Er was een naast familielid onder hen en zijn naam was Boaz. Ze ging aren rapen op zijn veld en zou weldra met hem trouwen. Ah! dat was de reden dat ik mij aansloot bij het volk van God, want ik zei tegen mezelf: ‘Er is Eén onder hen, Die –welke fouten Gods volk ook mag hebben – zo schoon en lieflijk is dat Hij opweegt tegen al hunonvolkomenheden.’
Als mijn Heere Jezus Christus in het midden van Zijn volk is, maakt Hij hen allen schoon in Zijn schoonheid. Dat laat mij voelen dat arm te zijn met de armste en meest ongeletterde leden vanChristus’ Kerk en elkaar te ontmoeten in een dorpsschuur een onuitsprekelijke eer is, omdat Híj onderhen is. Onze Heere Jezus Christus Zelf is altijd aanwezig waar twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn. Het kan zijn dat er onaanzienlijke soorten van mensen op de lijst van aanwezigen staan: leden van verschillende denominaties, sommige zonderlinge mensen, enige oude mensen. Maar zolang Zijn Naam op de lijst staat, maakt het mij niet uit welke andere er zijn, schrijf mijn naam maar op.
O, dat ik de eeuwige eer zou mogen hebben om geschreven te zijn onder de Naam van Jezus, mijn God, het Lam; al zou het helemaal onder aan de bladzijde zijn! Omdat Boaz er was, was het genoeg voor Ruth; en als Christus hier is, is dat zeker genoeg voor mij. Ik hoop zo genoeg gezegd te hebben om u, die zegt dat onze God uw God is, te overtuigen u bij ons of een ander deel van Christus’ Kerk te voegen. Om zo Zijn volk tot uw volk te maken. En let op dat u het direct en op Schriftuurlijke wijze doet. God zegene u daarin, om Jezus wil!
Amen!