Want gij zult Hem een getuige zijn bij alle mensen, van hetgeen gij gezien en gehoord hebt. Hand.22:15
Paulus was uitverkoren om de Heere te zien en tot zich te horen spreken vanuit de hemel. Deze goddelijke verkiezing was voor hemzelf een groot voorrecht, maar het was niet de bedoeling, dat zij bij hem zou eindigen; het was de bedoeling, dat zij invloed zou hebben op anderen, ja, op alle mensen. Het is aan Paulus te danken, dat Europa thans het Evangelie bezit. Het is onze taak, naar de mate, waarin het ons mogelijk is, getuigen te zijn van wat de Heere aan ons heeft geopenbaard, en het is gevaarlijk voor ons als wij die kostbare openbaring verborgen houden. In de eerste plaats moeten wij zien en horen, anders zullen wij niets te vertellen hebben; maar wanneer wij dat hebben gedaan, moeten wij begerig zijn ons getuigenis af te leggen. Het moet persoonlijk zijn: “Gij zult zijn”. Het moet op Christus betrekking hebben: “Gij zult Zijn getuigen zijn”. Het moet bestendig zijn en ons geheel in beslag nemen. Wij moeten het zijn boven alle andere dingen en met uitsluiting van veel andere dingen. Ons getuigenis moet zich niet richten tot weinige uitgelezenen, die ons met vreugde zullen ontvangen, maar tot „alle mensen”, tot allen, die wij kunnen bereiken, jong of oud, rijk of arm, goed of slecht. Wij moeten nooit zwijgen, zoals zij, die door een stomme geest zijn bezeten, want de tekst, die voor ons ligt, is een bevel, en een belofte, en wij moeten die niet ontlopen: “Gij zult Zijn getuige zijn”. “U bent Mijn getuigen, zegt de Heere”. Heere, vervul dit woord ook aan mij!