Troost van een zieke vrouw
Ik zat eens aan het ziekbed van een van de oudere gemeenteleden. Ik was naar haar toegegaan om haar te troosten omdat ik gehoord had dat ze ziek was. In plaats daarvan troostte en bemoedigde ze mij, zodat ik haar met vreugde in mijn hart verliet. Lieve dominee, zei ze, ‘ik zal nooit kunnen uitdrukken wat ik aan u te danken heb’. ‘Ach lieve zuster’, antwoordde ik, ‘praat daar nu niet over’. ‘Dat wil ik wel’, hervatte ze, ‘want mijn vroegere voorganger preekte eens over de woorden: ‘Duizend zilverlingen zijn voor u, o Salomo, maar tweehonderd zijn voor de hoeders van deszelfs vrucht, en die lieve man van God zei: Geef Salomo zijn duizend, dat wil zeggen, geef de Heere alle eer van Zijn heilige Naam, maar laat Zijn dienaren, die de bewaarders van Zijn wijngaard zijn, hun tweehonderd hebben; dat wil zeggen, geef hen alle bemoediging die je hun maar kunt geven’. ‘Die preek,’ ging ze verder, ‘heeft me veel goed gedaan. Ik was altijd bang om voorgangers aan te moedigen door hen te vertellen wat God voor mij had gedaan door hun prediking. Ik was bang dat ze er hoogmoedig van zouden worden. Maar door die preek leerde ik dat het Gods zaak is om hen nederig te houden en mijn zaak om hen zoveel mogelijk te bemoedigen.’ Ik loof de Heere, want hoewel velen er alles aan deden om mij neerslachtig te maken, er toch altijd veel meer waren die mij vriendelijke woorden hebben toegesproken.