De nacht lijkt bijzonder geschikt te zijn om zich te wijden aan devotie. De heilige stilte van de nacht werkt eraan mee dat de geest bevrijd wordt van de eeuwigdurende druk die de zorgen van de wereld erop leggen. De sterren die aan de hemel staan, kijken op ons neer alsof ze door hun schijnsel ons willen optrekken naar God. Ik weet niet hoe u door de heiligheid van de nacht wordt beïnvloed, maar wanneer ik bij mijzelf zat na te denken over de grote God en Zijn machtige heelal, voelde ik dat ik Hem inderdaad kon aanbidden: De nacht leek zich om mij heen te welven als een tempel van verering, terwijl de maan als hogepriester temidden van de sterren, de gelovigen, liep en ik zelf meezong met het stille gezang dat zij voor God zongen: Groot bent U, Heere, en groot zijn Uw werken.
Aanschouw ik Uw hemel, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt: wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet? Volgens mij beïnvloedt de kracht van de nacht niet alleen de religieuze mens, maar zelfs de meest ongodsdienstige mens, die veraf staat van elke soort van geestelijk denken, schijnt te voelen welke macht er ligt in de grootheid en stilte van de nacht, een macht die hem naar God toe doet trekken. Ik ben ervan overtuigd dat velen van ons net als David kunnen zeggen: Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken.
De christen wordt niet altijd vergezeld van een helder schijnende zon: hij kent ook tijden van duisternis en nacht. Zeker, er staat geschreven in Gods Woord: Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. Het is een grote waarheid dat godsdienst – de ware godsdienst van de levende God – erop berekend is om de mens zowel beneden als boven gelukzaligheid te geven. Maar niettegenstaande, de ervaring leert ons dat wanneer de weg van de rechtvaardige al is als het heldere licht, dat steeds helderder schijnt in de richting van de volmaakte dag, dat dat licht soms is verduisterd. Op sommige momenten bedekken wolken en duisternis de zon, en de mens krijgt geen helder daglicht meer te zien, maar hij wandelt in duisternis en ziet geen licht.
Er zijn velen die een tijdlang zich hebben verheugd in de nabijheid van God; ze hebben gebaad in de zonneschijn die God hun beliefde te geven in de vroegere perioden van hun christelijke loopbaan; ze hebben gelopen door de groene weiden, langs de stille wateren, en dan, plotseling – een of twee maanden later – ontdekken ze dat de prachtige hemel bewolkt raakt; in plaats van groene weiden moeten ze door de zanderige woestijn lopen; op de plek van de stille wateren vinden ze stroompjes, die brak smaken en bitter zijn voor hun geest, en ze zeggen: Zeker, als ik een kind van God zou zijn, zou dit niet gebeurd zijn. O, u die wandelt in de duisternis, praat niet zo! De besten onder Gods heiligen kennen ook perioden waarin het nacht is; de meest dierbaren onder Zijn kinderen moeten ook door een afmattende wildernis heen gaan. Geen enkele christen geniet doorlopend geluk; er is geen enkele gelovige die altijd een blij lied zingt. Niet elke leeuwerik kan altijd zingen.
Niet elke ster is altijd zichtbaar. En niet elke christen is altijd gelukkig. Misschien heeft de Koning der heiligen u eerst wel een periode van veel vreugde gegeven omdat u pas bekeerd was en Hij u niet in het meest ruwe deel van het gevecht wilde plaatsen, nu u nog maar net had aangemonsterd. U was een teer plantje en Hij verzorgde u in de verwarmde plantenkas totdat u strengere weersomstandigheden kon verdragen. U was een jong kind en daarom wikkelde Hij u in bont en kleedde u in de meest zachte kleren. Maar nu bent u sterk geworden en de omstandigheden zijn gewijzigd. Zonnige vakanties waren niet passend voor een Romeins soldaat; en dat geldt ook voor een christen. Wij hebben wolken en duisternis nodig om ons geloof te oefenen. Onze zelfstandigheid moet worden afgebroken, opdat we meer geloof stellen in Christus en minder in het toeval, in de ervaring, in gemoedsgesteldheden of gevoelens. Ik herhaal het nog eens als troost voor diegenen die lijden onder depressiviteit: de besten onder Gods kinderen hebben hun perioden waarin het nacht is. Soms valt de nacht ineens over de gehele Kerk.
Er zijn tijden waarin Sion verborgen ligt onder een wolk; waarin het fijne goud dof wordt en de glorie van Sion is geweken. Er zijn tijden waarin we niet duidelijk de prediking van het Woord horen; waarin de leerstellingen worden achtergehouden; waarin de glorie van de God van Jacob is gedoofd; waarin Zijn naam niet meer wordt geprezen; waarin de menselijke tradities worden verkondigd in plaats van de inspiratie van de Heilige Geest. Het is in zo’n situatie dat de gehele Kerk donker is geworden. Natuurlijk heeft elke christen hieraan deel. Hij gaat wenend rond en roept: O God, hoe lang nog zal dit arme Sion terneer gedrukt zijn? Hoe lang nog zullen haar leiders ’stomme honden zijn die niet kunnen blaffen’? Zullen haar wachters altijd blind blijven? Zal de zilveren trompet nooit meer klinken? Zal de stem van het Evangelie nooit meer gehoord worden in de straten? Er zijn tijden van duisternis voor de gehele Kerk! God geve dat we niet opnieuw zo’n periode moeten doormaken, maar dat vanaf die periode de zon mag opkomen om nooit weer onder te gaan, totdat het helder schitterende licht als een zee van glorie zich uitbreidt van pool tot pool.
Op andere momenten ontstaat de duisternis in de ziel van de christen door tijdelijke noden en zorgen. Er kan hem iets ongelukkigs zijn overkomen, zoals dat genoemd wordt; bijvoorbeeld: er is iets misgegaan in zijn zaken of een vijand heeft iets tegen hem ondernomen; de dood kan hem zijn meest geliefde kind hebben ontnomen, een sterfgeval heeft de lieveling van zijn hart weggerukt; de oogst is mislukt; de wind weigert zijn schepen huiswaarts te dragen; een schip loopt op de rotsen, een ander vergaat; alles loopt hem tegen en hij is in staat om te zeggen, zoals een man die mij te spreken vroeg, zei: Mijnheer, toen ik een man van de wereld was, had ik veel meer voorspoed dan nu ik een christen geworden ben. Sinds die tijd is alles me verkeerd afgegaan. Ik was van mening dat godsdienst een belofte inhield, zowel voor dit leven als voor het leven dat komen gaat. Ik vertelde hem dat dat zo was en ook zo zou blijven, maar dat hij eraan moest denken dat er een grote erfenis was, die Christus aan Zijn volk had achtergelaten, en dat ik blij was dat hij was gekomen om er een aandeel in te hebben – In deze wereld zult u verdrukking ondervinden, maar in Mij zult u vrede ontvangen.
Ja, u kunt hier moeite mee hebben, u kunt zeggen: Kijk eens naar die-en-die, zie eens hoe hij zichzelf ontplooit als een groene laurierboom. Hij is een afperser en een verdorven mens, maar alles wat hij doet geeft hem voorspoed. Men zou zelfs als men zijn dood kon zien kunnen constateren dat ook dat hem gemakkelijk afgaat. Zij krijgen niet zulke moeilijkheden als andere mensen en ze worden ook niet zo geplaagd als andere mensen. God zet hen op plaatsen waar het glibberig is, maar dan laat Hij hen over aan de vernietiging. Beter is het om te leven in de zorgelijke dagen van een christen, dan in de vreugdevolle dagen van iemand van de wereld. De zorgen van een christen kan men beter hebben dan de vrolijkheid van iemand van de wereld. Ja, men kan beter met iemand als Paulus geketend in een kerker zitten, dan regeren in een paleis met iemand als Achab. Beter is het om een kind van God te zijn in armoede, dan een kind van de satan in rijkdom. Dus, u terneergeslagen geest, als dit uw lot is, richt u dan op en verheug u. Denk eraan dat vele heiligen hetzelfde hebben moeten doormaken en dat de beste en meest vooraanstaande gelovigen hun perioden van duisternis hebben gehad.
Christenen hebben vaak perioden van duisternis; maar het geloof van een christen behoudt ook in de nacht zijn kleur. Met mijn ziel heb ik naar U verlangd in de nacht. Wat bestaat er in deze wereld een grote hoeveelheid mensen die de godsdienst aanhangen vanwege het feit dat deze op zilveren pantoffels loopt. Als iedereen roept: Hosanna! Hosanna!, zullen de mensen Christus volgen. Een menigte zal zich rondom Hem verzamelen en ze zullen Hem met geweld meenemen en tot Koning kronen, terwijl de zon schijnt en de wind zachtjes waait. Zij zijn als planten op een rots, die opkomen en een tijdje groen blijven, maar als de zon krachtig wordt, verdorren ze direct. Demas en meneer-houd-de-wereld-vast en vele anderen zijn heel godsdienstig als de tijden rustig zijn. Bij daglicht gaan ze altijd met Christus mee en ze houden Hem gezelschap net zo lang als het mode blijft om het twijfelachtige voordeel van bescherming dat de godsdienst geeft te genieten. Maar zij gaan niet met Hem mee in de nacht. Van sommige zaken kan men alleen bij daglicht de kleur onderscheiden; ook zijn er veel professoren waarvan men alleen bij daglicht de kleur kan zien. Als ze zich bevinden in een nacht van moeilijkheden en vervolgingen, zal men ondervinden, dat ze maar weinig in zich hebben. Ze zijn goed bij daglicht, maar ’s nachts zijn ze slecht.
Weet u niet dat de nacht de beste test is van een christen? Als de nachtegaal overdag zou zingen, als alle kippen kakelen, zou deze geen betere musicus zijn dan het winterkoninkje. Als een christen alleen bij daglicht standvastig blijft, juist dan wanneer elke lafaard moedig is, wat is hij dan waard? Er zit geen schoonheid in zijn moed, geen glorie in zijn flinkheid. Maar juist dit bevestigt zijn oprechtheid, dat hij ’s nachts kan zingen, dat hij kan zingen als hij in moeilijkheden zit, dat hij kan zingen als hij tot de uiterste wanhoop gedreven is. Dit heeft z’n glorie in de nacht. De sterren kan men overdag niet zien, maar als de zon ondergaat worden ze zichtbaar. Er zijn veel christenen die in voorspoed niet van vroomheid lijken over te lopen, maar in tegenspoed zal het duidelijk worden.
Ik heb dat zelf ondervonden bij enkelen van mijn broeders, toen die zich in zware beproevingen bevonden. Voordien had ik hen nooit veel over Christus horen praten, maar toen Gods hand hen uit hun zorgeloze bestaan had weggehaald, kon ik, zo herinner ik me, oneindig veel beter met hen discussiëren over de godsdienst dan voordien. Er is niets dat onze godsdienstigheid beter naar boven kan halen dan zoiets. Als u de diamant een beetje slijpt, ziet u al dat deze gaat glinsteren. Beproef de christen en zijn volharding zal bewijzen of hij van het ware zaad van Israël is.
Al wat de christen in de nacht nodig heeft, is zijn God. Met mijn ziel heb ik U begeerd in de nacht. Overdag zijn er veel dingen die een christen naast zijn God nodig meent te hebben; maar ’s nachts wenst hij niets meer dan zijn God. Ik kan maar steeds niet begrijpen hoe dat zit, of het moest zijn dat dit de schuld is van het bedrog van onze eigen geest, dat wanneer alles goed gaat met ons we ons hart zetten eerst op dit en dan op dat en daarna weer op iets anders; en dat dat verlangen onverzadigbaar is als de dood en diep als de hel, en nooit tevreden gesteld kan worden. Wij willen altijd iets hebben, we wensen altijd meer. Maar wanneer u een christen in de beproeving plaatst, zult u zien dat hij dan geen goud wil – hij wenst geen menselijke eer – maar hij wil zijn God. Ik veronderstel dat hij gelijk is aan een zeeman, die wanneer hij rustig voortzeilt, geniet van het aangename weer en van alles en nog wat wenst om zich aan boord mee te vermaken, maar wanneer de wind opsteekt, wil hij alleen maar de haven bereiken. Hij heeft geen andere wensen.
Zijn beschuit mag dan zacht geworden zijn, maar dat kan hem niets schelen. Het water mag brak geworden zijn, het hindert hem niet. Hij denkt er niet aan tijdens de storm. Hij denkt alleen maar aan de haven. Zo is het ook met de christen; als alles rustig voortgaat, wenst hij zich allerlei vermaak; hij zoekt zijn positie te verbeteren of wil iets hogerop bereiken. Maar laat hem dan eens twijfelen aan zijn belang in Christus – laat hem eens beproevingen en verzoekingen ondergaan, zodat het donker om hem heen wordt – en dan zal hij voelen: Met mijn ziel heb ik U begeerd in de nacht. Als het kind naar bed gebracht is terwijl het nog licht is, kan het liggen kijken naar de bomen die tegen het raam bewegen en het kan de sterren die tevoorschijn komen bewonderen. Maar als het donker wordt en het kind is nog steeds wakker, roept het om z’n ouders. Het kan niet zoetgehouden worden door iemand anders. Bij dag kijkt de christen naar van alles en nog wat. Hij vestigt zijn oog op dit en dat vermaak, maar als de duisternis komt is het : Mijn God! mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten? Waarom bent U verre van mij?