De laatste weken van Spurgeon’s leven bracht hij door in het zonnige Menton, in Zuid Frankrijk. Gedurende zijn hele ambtsperiode was hij daarheen gegaan om te herstellen van zijn verschillende kwalen en van overwerktheid. Nu, in de herfst van 1891, was Spurgeon daar opnieuw. Onder de hoede van zijn vrouw Susie en bekwame artsen verwachtte de gemeente dat hij zou herstellen en naar Londen zou terugkeren om zijn beroemde bediening in de Metropolitan Tabernacle voort te zetten. Spurgeon zelf hield vast aan deze hoop. Maar het mocht niet zo zijn. Op 31 januari 1892 ging Spurgeon heen om bij de Heere te zijn.
Gedurende zijn hele bediening schreef Spurgeon tijdens zijn reizen vele brieven aan zijn gemeente. Zelfs toen hij naar het buitenland reisde, nieuwe plaatsen bezocht, en voor duizenden mensen preekte, vergat Spurgeon zijn gemeente niet. In zijn brieven aan hen zien we de genegenheid van een voorganger voor zijn volk, zijn vertrouwen in zijn ouderlingen en diakenen, en de afhankelijkheid in de gebeden van zijn kudde. Tijdens zijn laatste reis naar Mentone, schreef Spurgeon wekelijks een brief aan zijn gemeente, waarin hij hen op de hoogte bracht van zijn situatie en hen aanmoedigde om vol te houden. Deze brieven vormen Spurgeon’s laatste pastorale woorden aan zijn gemeente.
In de komende weken zullen wij Spurgeon’s laatste brieven aan zijn gemeente publiceren, beginnend op 24 december en eindigend op 14 januari. Hoewel niemand verwachtte dat dit zijn laatste woorden aan zijn gemeente zouden zijn, zijn ze een passende afsluiting van zijn pastorale bediening. Wij zien hierin Spurgeons persoonlijke vertrouwen in Gods soevereine genade. We zien Spurgeons oproep aan zijn volk om te volharden in de waarheid van het Evangelie. En we zien zijn onmiskenbare liefde voor zijn gemeente dat Spurgeon’s bediening kenmerkte vanaf de allereerste dag ging door tot zijn laatste ademtocht. Moge hetzelfde waar zijn voor de voorgangers van vandaag.
Menton. 14 Jan. 92.
Beste vrienden,
Ik heb de dokter niet meer gezien sinds mijn laatste schrijven, en daarom heb ik wat mijn gezondheid betreft weinig te melden. De afgelopen week hebben we onbestendig weer gehad; dagen van regen, tussenpozen van wind en perioden van kou. Dit maakte dat ik veel binnen bleef, want ik durfde het risico van een verkoudheid niet te lopen. Daarom vrees ik dat ik geen vooruitgang heb geboekt. Ik kan dus weinig hoop koesteren dat het beter gaat met mijn inwendige kwalen. In andere opzichten voel ik me redelijk goed, en ik ben heel dankbaar dat ik vrij ben van pijn, en vrij van angst voor het uiteindelijke gevolg.
Ik hoop van harte dat uw weersomstandigheden verbeteren. Als het hier al slecht is wat moet het dan bij u zijn. De sneeuw op de bergen herinnert ons aan wat anderen moeten doorstaan. Ik wou dat ik zo gezond was dat ik altijd bij u allen kon zijn, maar omdat dat niet kan ben ik heel dankbaar voor het toevluchtsoord dat deze beschutte plek biedt, en nog meer voor de rust die ik krijg doordat ik weet dat jullie allemaal geestelijk gevoed worden onder de bediening van Dr. Pierson. Moge zijn gezondheid en die van zijn vrouw tijdens de moeilijke winter behouden blijven.
U kunt er van uitgaan dat het redelijk goed met me gaat, anders zou de dokter mij wel opzoeken. Wanneer hij de volgende keer komt, zal ik een medisch verslag van hem ontvangen; en tot die tijd kunt u gerust zijn over mij. Mogen de verzadigende regens van zegen, waarnaar ik uitkijk, spoedig in tropische overvloed vallen, zodat geen deel van het veld droog blijft. Als er zich onder u zeer bedroefden, terneergeslagenen en zelfveroordeelden bevinden, dan wens ik hun mijn bijzondere liefde toe. De Heere Zelf aanschouwt zulke personen vanuit de hemel. Zie Job 33:27, 28. Ik denk dat deze tekst voor iemand bestemd is. Moge de genade u overvloedig zijn.
Hartelijke groet,
C. H. Spurgeon