Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid. 1 Johannes 1:9
Het is zeker dat degenen die Christus in Zijn kostbaar bloed gewassen heeft, hun zonden niet hoeven te belijden als schuldigen en misdadigers voor God de Rechter, want Christus heeft voor altijd hun zonden weggenomen, zodat ze niet langer veroordeeld kunnen worden. Maar nu ze kinderen geworden zijn en als kinderen zondigen, moeten ze dan niet iedere dag naar hun hemelse Vader gaan en hun zonden belijden en hun schuld erkennen? De natuur leert dat het de plicht van dwalende kinderen is hun verkeerde dingen tegenover hun aardse vader te belijden, en de genade Gods in het hart leert ons dat wij, als kinderen van de hemelse Vader, diezelfde verplichting hebben. We hebben niet zo’n duidelijk zicht op Hem als we wel zouden willen; we kennen de hoogte en de diepte van Zijn liefde niet, maar we weten heel zeker dat Hij te goed is om van Zijn bevende kind de gave terug te trekken, die het ontvangen heeft. Al hebben we maar geloof als een mosterdzaadje, dan is de behoudenis voor nu en eeuwig ons bezit. Als we de Heere niet in onze armen kunnen nemen zoals Simeon, en ons hoofd niet aan Zijn boezem kunnen leggen zoals Johannes, dan kunnen we het wagen achter Hem aan te gaan om de zoom van Zijn kleed aan te raken om zo genezen te worden. Schep moed, bedeesde, uw geloof heeft u behouden, ga in vrede. Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God’ (Rom. 5:1).