C. H. Spurgeon – Uit de Sword and Trowel van Augustus 1868.
De vereniging van de kerk met de staat maakt vervolging mogelijk; en tot nu toe hebben de kerken niet geaarzeld om gebruik te maken van de wereldlijke arm, opdat zij alle afwijkende opvattingen konden onderdrukken met middelen die tot op het bot en het vlees zouden doordringen. Alle kerken, wanneer zij de geest van Christus verliezen, zijn geneigd tot vervolging; maar een afschuwelijke eerste plaats moet worden toegekend aan de scharlakenrode hoer van de zeven heuvelen, want geen enkele kerk op aarde, behalve die van Rome, heeft een verordening gehad voor de jacht op en de vernietiging van ketters. Of het nu te wijten is aan een gebrek aan wil of een gebrek aan overtuiging van de andere godsdiensten, het is zeker dat alleen de pauselijke antichrist heeft kunnen drinken van de overlopende bloedbeker. Lang vertroeteld door de staat, werd zij haar heer en tiran, gebruikmakend van vuur en zwaard, gevangenis en pijnbank, om haar vervloekte wil uit te voeren.
De inquisitie was het meesterwerk van helse sluwheid en kwaadaardigheid, en haar daden waren veel meer duivels dan menswaardig. Als de kerk van Rome op dit moment haar Ethiopische huid voor altijd zou kunnen veranderen, haar luipaardvlekken terzijde zou kunnen leggen en een zuivere gemeenschap zou kunnen worden, dan zouden tienduizend jaar van onbevlekte heiligheid en zelfverloochenende naastenliefde niet kunnen baten om de herinnering uit te wissen aan de enorme misdaden waarmee de inquisitie haar belastte. Er is een diep en onuitwisbaar vonnis van verdoemenis geschreven over de afvallige kerk door wrekende gerechtigheid voor haar meer dan helse wreedheden, en de vloek is in de hemel opgetekend; het is onmogelijk om door pogingen van vrijgevigheid de veroordeling ongedaan te maken die de verontwaardigde mensheid tegen haar heeft uitgesproken; haar schande is voor altijd in stenen tafels geschreven.
Eeuwen van het meest mildadige beleid zouden de mensheid er niet van kunnen overtuigen dat de pauselijke staat in haar hart tolerant is geworden; in haar hoogtijdagen wentelde ze zich zo gulzig in marteling, onderdrukking en moord, dat het vlees van menselijke resten rond haar wolfachtige klauwen hangt. Met al haar blaten is er geen mens die gelooft dat zij een mak lam is. Een ieder, gelovig of ongelovig, van welke godsdienst dan ook, zou de groei van een systeem dat de inquisitie mogelijk heeft gemaakt, moeten verafschuwen; volgelingen van Jezus, zouden zich, zowel voor hun eigen bestwil als voor die van hun Heere, zich er met al hun kracht tegen moeten verzetten.
Rome maakte het slechtst mogelijke gebruik van het wapen dat de staat haar gaf, maar het grootste kwaad was dat de staat een verbond sloot met de kerk en haar macht verleende om haar doelen te bereiken. Als de ware kerkelijke principes de overhand hadden gehad, zouden de misdaden die ons doen huiveren onmogelijk zijn geweest. Ontwapen en ontbind elke sekte, en laat elke godsdienst over aan zijn eigen morele en geestelijke macht, en er zal geen inquisitie ontstaan; maar breng de doctrine naar voren dat een staat godsdienst moet propageren of handhaven, en je hebt de leeuw ontketend; niemand weet hoeveel hij kan verscheuren en verslinden. Veel van de moderne Romanisten zouden, de wreedheden van vroegere tijden betreuren, maar zij zouden moeten inzien dat dit slechts de rijpe vruchten waren van hun systeem, toen het overvloedig werd bevloeid met koninklijke gunst, en geplant op een bodem van onwetendheid en bijgeloof; een principe dat, onder Protestanten met veel minder omvang, niettemin tot de meest afschuwelijke gebeurtenissen heeft geleid.
Anglicaanse kerkleden die volharden in het verdedigen van kerk en staat, zullen, als zij de zaak zorgvuldig overdenken, inzien dat de inquisitie slechts een grovere uiting is van hun principes; het is niet het resultaat van de ene of de andere geloofsovertuiging, maar van een vaderlijke regering die haar aangehangen geloof met al haar macht beschermt. Het argument dat een staat een godsdienst zou moeten hebben en die met nationale middelen zou moeten steunen, wanneer die als een boomvrucht volledig rijp en verrot is, brengt ons bij de brandstapels van Smithfield of bij de toren van de Lollardiërs. Of het nu pausgezinden of zogenaamde protestanten zijn, de resultaten zijn hetzelfde in wezen, maar niet in omvang. Rome heeft er een duivels gebruik van gemaakt, maar geen enkele geestelijke is te vertrouwen, zelfs Protestanten kunnen vervolgen als ze de kans krijgen.
Principes houden niet op bij een harde en vaste lijn, hoewel hun praktijk daartoe gedwongen kan zijn; en het is duidelijk voor ieder weldenkend mens dat, hoewel staatskerkelijken zouden terugdeinzen voor het instellen van een inquisitie, de volledige ontwikkeling van hun opvattingen dit logischerwijze zou vereisen: de weg van wijsheid is terug te keren tot het ware principe, en het koninkrijk van Christus te laten zijn als in het begin, niet van deze wereld. Wij protestanten moeten ijverig strijden tegen de wezenlijke pausgezindheid, die ons ertoe zou brengen de wereldlijke arm te gebruiken in geestelijke zaken, en ons zou verleiden dwang toe te passen waar alles ongedwongen zou moeten zijn.
Wij moeten erop aandringen dat geen enkele vorm van dwang of onderdrukking zal worden uitgeoefend ten aanzien van welke godsdienst dan ook; allen moeten volledig worden getolereerd, neen, meer nog, allen moeten worden beschermd in hun natuurlijke vrijheid, en allen moeten een absolute gelijkheid voor de wet worden verzekerd. Handelen zoals Rome heeft gehandeld, is onszelf onprotestantiseren. De Rooms-Katholieken de volstrekte burgerlijke en godsdienstige gelijkheid ontzeggen, is ons verlagen tot hun niveau door hun wapens te hanteren. Factie suggereert represailles, en angst eist voorzorgsmaatregelen, en niemand kan zich daarover verwonderen, want de pausgezinde partij is sluw en onverdraagzaam tot de laatste graad; maar het christendom zal niet zondigen om een onrecht te wreken, of een kwaad af te wenden.
Een volk dat prat gaat op zijn protestantisme, zoals de Engelsen doen, zou zich moeten schamen om de pausgezinden in het Anglicaans bestuur te steunen, of om te zwichten voor het dogma van de vereniging van kerk en staat, dat het wezen van de antichrist is en de kiem van de vervolging: een onrechtvaardigheid jegens de mens, en een onbeschaamdheid jegens God. De diepste ziel van het Protestantisme is de verantwoordelijkheid van het geweten tegenover God alleen, de geestelijke aard van de ware godsdienst, en de vrijheid van het geloof tegenover de heerschappij van aardse vorsten. De staatskerk is antichristelijk, en ontaardt altijd in onderdrukking en tirannie, waar het ook maar de kans krijgt. “GEEN PAUSDOM” is onze kreet, en daarom leggen wij de bijl aan de wortel van het systeem, en eisen wij de afschaffing van elke vereniging tussen kerk en staat, en het verbod van elke vorm van inmenging van de kant van Caesar in zaken die alleen aan God toebehoren.
Wij zijn tot deze opmerkingen gekomen door het lezen van een zeer opwindend werk van Dr. W. H. Rule, een degelijk boekwerk van nuchtere geschiedenis, geschreven zonder de minste zweem van sensatiezucht, en toch veel aangrijpender dan welke romance ook. Dr. Rule heeft met dit boek bijgedragen aan de standaardbibliotheek van het christendom – iedereen zou het moeten lezen en zien waartoe de godsdienstige staat leidt als zij door niets wordt gehinderd. Waarlijk, in het geval van de Roomse kerk doet het iemand de naam van Romanist zelf verafschuwen, men schudt het van zich af, opdat de plaag van onverdraagzaamheid op geen enkele manier in zijn eigen kleding zou blijven hangen.
Voor Rome lijkt het essentieel te zijn te verscheuren en te verslinden. “Gezegende Vader,’ zei Baronius tegen Paulus V., ‘het ambt van Petrus is tweeledig: te voeden en te doden. Want de Heere heeft tot hem gezegd: ‘Weid mijn schapen’, en hij heeft ook een stem uit de hemel gehoord, die zei: ‘Slacht en eet‘. Schapen weiden is zorgen voor gehoorzame, trouwe christenen, die in zachtmoedigheid, nederigheid en vroomheid zich schapen en lammeren tonen. Maar wanneer hij niet langer te maken heeft met schapen en lammeren, maar met leeuwen en andere wilde, weerspannige en lastige beesten, wordt Petrus opgedragen ze te doden, dat wil zeggen aan te vallen, te bevechten en af te slachten, totdat er geen meer over is.”
Deze notie van doden (eten is een andere zaak) is volledig uitgevoerd door het pausdom, zoals onze dikke boeken van de geschiedenis der martelaren kunnen bewijzen. Het is de plicht van alle protestanten om zich goed in te lezen in de geschiedenisboeken van de martelaars, opdat onze afkeer van het pausdom en alles wat tot onverdraagzaamheid leidt, vernieuwd en bevestigd wordt.
Dr. Rule begint met een paragraaf die aantoont dat de vervolging begon zodra de kerk verbonden was met de staat. “De eerste keizerlijke beschermheer van de christenen, Constantijn de Grote, kan niet met recht een vervolger genoemd worden, maar eerder een welwillende en liberale; toch vond hij, opgeleid in het heidendom, het volkomen juist om repressieve maatregelen te nemen voor de uitroeiing van de afgodendienst, maatregelen die de heidenen als onrechtvaardig beklaagden, maar niet als wreed konden beschouwen in vergelijking met de oude vijandelijkheden die door de aanhangers van vijandige goden tegen elkaar werden gevoerd. Constantijn ontmoedigde als vanzelfsprekend de vrijheid van meningsuiting, waar deze ondoelmatig leek, en ontzegde vrijheid van aanbidding aan afgodendienaars en ketters. Zijn edicten, of grondwetten, werden deel van het burgerlijk recht van christelijk Europa.
Niet minder dan 72 van dergelijke wetten, door Constantijn en zijn opvolgers uitgevaardigd tegen controversialisten en ketters, en nog veel meer tegen Joden, Samaritanen en heidenen, zijn te vinden in het wetboek van Theodosius, en laten zien hoe verschillen in godsdienstige opvattingen moesten worden voorkomen, en de leraren verpletterd. Confiscatie, verbanning en de dood waren de straffen die moesten worden opgelegd voor het verbreken van wat de roomsen graag de ‘katholieke eenheid’ noemen. Iedere lezer van deze paragraaf die geen anti-staatskerkman is, zou er zorgvuldig nota van moeten nemen, en in zichzelf nadenken over wat het hier vermelde feit zeer zeker aangeeft.
De bevoegdheden van de inquisitie waren in haar hoogtijdagen zeer uitgebreid. Een Romaanse schrijver zegt: “Het tribunaal eist recht van jurisdictie op over de volgende personen: – Alle ketters zonder uitzondering. Allen die God en de heiligen lasteren. Zij die in grote dronkenschap godslasterlijke woorden spreken, moeten niet onmiddellijk worden veroordeeld, maar worden bekeken. Als zij half dronken zijn, zijn zij volledig schuldig. Zij, die in hun slaap godslasterlijk of ketters spreken, moeten in het oog gehouden worden; want het is waarschijnlijk, dat hun lippen de ketterij verraden hebben, die in hun hart op de loer lag. Allen die schertsend spreken over heilige dingen. Tovenaars en waarzeggers. Aanbidders van de duivel: en het schijnt dat toen de inquisitie nog in volle glorie was, toen de reformatie nog maar nauwelijks was ingetreden, of waar haar licht nog maar nauwelijks was doorgedrongen, de mensen offers brachten aan de boze, voor hem knielden, lofzangen voor hem zongen, kuisheid in acht namen en vastten ter ere van hem, zijn beelden verlichtten en wierookten, namen van duivels opnamen in de litanieën van heiligen, en hen vroegen voorbede te doen bij God.
Dat was de toestand van velen die geen andere kerk hadden gekend dan die van Rome. Allen die ketters onderdak of vriendelijkheid verlenen, zijn zelf orthodox; zeer naaste verwanten echter wordt in sommige gevallen een lichte toegeeflijkheid toegestaan, als de inquisiteurs dat willen. Allen die kwaad kijken naar een inquisiteur – een lelijke blik is een teken van ketterij en is schadelijk voor het heilige ambt. Personen in burgerlijke functies die de inquisitie en haar agenten hinderen, of die weigeren hen te helpen, of die toestaan dat een beschuldigde persoon zich verbergt of ontsnapt. Een ieder die een ketter te eten geeft, tenzij hij werkelijk van honger sterft; want in dat geval is het geoorloofd hem te voeden, opdat hij in leven blijft om zijn proces te ondergaan en, misschien, bekeerd te worden. Ervaren inquisiteurs konden een ketter herkennen aan een kenmerkende onziendheid rond de ogen en neusgaten.”
De verschrikkelijke verbrandingen van de getrouwe getuigen van de Heere in de autos-da-fé van de inquisitie zijn door onze schrijver zo levendig geschilderd, dat men huivert bij het lezen van de beschrijving. “In Lissabon was de plaats van executie aan de waterkant. Voor elke persoon die verbrand moest worden, dood of levend, werd een dikke staak of rondhout opgericht, niet minder dan twaalf voet boven de grond; en binnen ongeveer achttien duim van de top was er een dik dwarsstuk, dat diende als zitplaats en om de toppen van twee ladders op te plaatsen. Tussen deze ladders, die voor twee Jezuïeten bestemd waren, was er een voor de veroordeelde, die zij dwongen erop te klimmen, op het dwarsstuk te gaan zitten en daar vastgeketend te worden. De Jezuïeten gingen toen naar boven, spoorden hem haastig tot bekering aan en verklaarden, dat zij hem aan de duivel overlieten, die wachtte om zijn ziel te ontvangen. Toen ze dit zagen, riepen de menigten: “Laat de baard van de hond worden getrimd”, dat wil zeggen, laat zijn gezicht verschroeien.
Dit werd gedaan door stukken bont aan het uiteinde van een lange stok te binden, en de vlammende struik tegen zijn gezicht te houden, totdat het zwart verbrand was. De verminking van zijn gelaat en zijn geschreeuw om ‘genade uit liefde tot God’ zorgden voor een groot deel van het vermaak van de menigte, die, als hij op een minder barbaarse manier de dood had moeten ondergaan voor een of ander strafbaar feit, alle schijn van medelijden zou hebben getoond. Als ‘de baard’ getrimd was, staken zij het hoopje pels aan de voet van de brandstapel aan, en als er geen wind stond, omhulde de vlam de zetel en begon hun benen te branden; maar omdat er aan de oevers van de Taag meestal een briesje staat, reikte het zelden zo hoog. Als er geen wind was, was hij binnen een half uur dood; maar het slachtoffer bleef meestal anderhalf uur, of twee uur, volledig bij bewustzijn, in een verschrikkelijke kwelling, waarvan de toeschouwers getuige waren met een verrukking die door geen enkel ander schouwspel kon worden veroorzaakt. Kortom, het verbranden, of liever roosteren tot de dood, was zo opgezet dat de lijder voor iedere toeschouwer zichtbaar was, en dat zijn geschreeuw van die hoogte rondom duidelijk hoorbaar was.”
Af en toe kwam het voor dat een arme stakker recidiveerde, en inderdaad werd elk listig middel aangewend om zulk een recidive te bewerkstelligen. Een van hun eigen ordes zegt koel: “En terwijl zij hun ambt vervullen, kunnen een paar rechtschapen mannen, ijverig voor het geloof, naar de misdadiger gaan en hem aansporen terug te keren tot het katholieke geloof en zijn dwalingen af te zweren. En als hij, nadat het vonnis is uitgesproken en hij aan de wereldlijke rechtbank is overgeleverd, terwijl zij hem wegvoeren om verbrand te worden, of wanneer hij aan de brandstapel is gebonden, of wanneer hij het vuur voelt, zegt dat hij bereid is zich te bekeren en berouw te tonen, en zijn ketterij af te zweren, zou ik denken dat hij in barmhartigheid als een boetvaardige ketter zou kunnen worden ontvangen en levenslang zou kunnen worden opgesloten, volgens sommige passages in de Decretalen” (die worden geciteerd), “hoewel ik me kan voorstellen dat dit niet erg verdedigbaar zou worden gevonden, noch is er veel vertrouwen te stellen in dit soort bekeringen.
Een dergelijk voorval heeft inderdaad plaatsgevonden in Barcelona, waar drie ketters die onboetvaardig waren, maar niet waren afgevallen, werden uitgeleverd aan de wereldlijke arm, en toen bij een van hen, een priester, het vuur om hem heen werd aangestoken en hij aan een kant al half verbrand was, smeekte hij om eruit gehaald te worden, en beloofde hij dat hij zou afzweren en berouw tonen. Hij werd eruit gehaald en zwoor af. Maar of we het goed deden of niet, kan ik niet zeggen. Eén ding weet ik wel: veertien jaar later werd hij aangeklaagd, en bleek dat hij al die tijd in zijn ketterij volhardde, en velen besmette. Toen weigerde hij zich te bekeren, en als een onboetvaardige en vervallene, werd hij opnieuw overgeleverd aan de wereldlijke arm, en verteerd in het vuur.”
Dikwijls werd een verfijning van wreedheid tentoongespreid, waartoe onbeholpen stervelingen nauwelijks in staat waren geweest; de directe suggestie van Satan is duidelijk in menige passage in de inquisitoriale geschiedenis. Vleesgeworden duivels bewandelden die met bloed besmeurde zalen. “Gaspar de Santa Cruz ontsnapte naar Toulouse, waar hij stierf en werd begraven, nadat zijn beeltenis in Zaragoza was verbrand. In deze stad woonde een zoon van hem, die hem uit plichtsbesef had geholpen zijn aftocht te maken. Deze zoon werd vastgehouden als een belager van het heilig ambt, gearresteerd, naar buiten gebracht bij een geloofsdaad, gedwongen een veroordeling van zijn overleden vader voor te lezen, en vervolgens naar de inquisiteur in Toulouse gestuurd, die hem meenam naar het graf van zijn vader en hem dwong het lijk op te graven en het met zijn eigen handen te verbranden. Of de inquisiteurs het barbaarsst waren, of de jongeman het verachtelijkst, is misschien moeilijk te zeggen.”
Wij vertrouwen erop, in het belang van onze gemeenschappelijke natuur, dat er een fout is geslopen in de beschrijving die Gavazzi geeft van het Romeinse inquisitoriale bouwwerk, toen het werd blootgelegd tijdens de kortstondige Romeinse republiek. Hij zegt: “Zo kort was de tijd dat het open bleef voor het publiek, zo groot was de menigte mensen die zich verdrong om het te kunnen zien, en zo intens was de afschuw die door die vervloekte plaats werd ingegeven, dat ik geen exactere en meer specifieke indruk kon krijgen.
“Ik vond geen folterwerktuigen, omdat die bij de eerste Franse inval vernietigd waren en omdat dergelijke werktuigen daarna niet meer gebruikt werden door de moderne inquisitie. Wel vond ik in een van de gevangenissen van het tweede hof een oven en de resten van een jurk van een vrouw. Ik zal nooit kunnen geloven dat die oven voor de levenden werd gebruikt, omdat hij niet op zo’n plaats stond, of van zo’n soort was, dat hij voor hen van nut kon zijn. Integendeel, alles wijst erop dat de oven werd gebruikt voor gruwelijke sterfgevallen en om de resten van slachtoffers van inquisitoriale executies te verteren. Een ander voorwerp van verschrikking vond ik tussen de grote zaal van het gerechtshof en het luxueuze appartement van de hoofdbewaarder, de Dominicaanse broeder die de leiding heeft over dit duivelse etablissement. Dit was een diepe bak, een schacht die uitkwam in de gewelven onder de inquisitie. Zodra de zogenaamde misdadiger zijn overtreding had bekend, stuurde de tweede cipier, die altijd een Dominicaanse broeder is, hem naar de pater-commissaris om een versoepeling van zijn straf te ontvangen. In de hoop op gratie begaf de schuldige zich naar het appartement van de heilige inquisiteur, maar op het moment dat hij zijn voet aan de ingang zette, ging de val open en hoorde de wereld der levenden niets meer van hem. Ik onderzocht een deel van de aarde die in de put onder deze val werd gevonden; het was een compost van gewone aarde, verrotting, as en mensenhaar, bedorven om te ruiken, en afschuwelijk voor het oog en de gedachte van de toeschouwer.
“Maar waar de volkswoede haar hoogtepunt bereikte, was in de gewelven van St. Pius V. Ik hecht eraan dat u goed opmerkt dat deze Paus door de Roomse Kerk speciaal heilig is verklaard vanwege zijn ijver tegen ketters. Ik zal u nu beschrijven hoe en waar die plaatsvervangers van Jezus Christus de levende leden van Jezus Christus behandelden, en u tonen hoe zij te werk gingen voor hun genezing. U daalt af in de gewelven via een zeer smalle trap. Een smalle gang leidt u naar de verschillende cellen, die door hun kleinheid en stank honderd maal afschuwelijker zijn dan de holen van leeuwen en tijgers in het Colosseum.
“Dwalend door dit labyrint van verschrikkelijke gevangenissen, die men ‘graven voor de levenden’ zou kunnen noemen, kwam ik bij een cel vol skeletten zonder schedels, begraven in kalk. De schedels, van de lichamen gescheiden, waren door de eerste bezoekers in een mand verzameld. Van wie waren deze skeletten? En waarom werden ze op die plaats en op die manier begraven?
“Het volgende is een zeer waarschijnlijke mening, als het niet eerder de geschiedenis van een feit is:-De veroordeelden werden ondergedompeld in een bad van gebluste kalk, geleidelijk gevuld tot aan hun nek. De kalk, beetje bij beetje, omsloot de lijders, of muurde hen helemaal levend in. De kwelling was extreem, maar langzaam. Naarmate de kalk hoger en hoger kwam, werd de ademhaling van de slachtoffers pijnlijker, omdat het moeilijker werd. Dus door de verstikking door de rook en de angst van een samengeperste ademhaling stierven zij op een afschuwelijke en wanhopige manier. Enige tijd na hun dood scheidden de hoofden zich op natuurlijke wijze van de lichamen, en rolden weg in de holten die door het krimpen van de kalk waren ontstaan. Elke andere verklaring van het feit dat men probeert zal onwaarschijnlijk en onnatuurlijk worden gevonden.”
De manier waarop de inquisiteurs bekentenissen afdwongen, kan moeilijk te streng worden veroordeeld. Een voorbeeld: Een vrouw van een arts werd beschuldigd met haar drie ongetrouwde dochters. “Een van deze dochters werd eerst gevangen genomen, maar onthulde niets. De inquisiteur probeerde toen een nieuwe en afschuwelijke methode. Hij liet haar naar de audiëntiezaal brengen, stuurde zijn ondergeschikten de kamer uit en verklaarde dat hij verliefd op haar was geworden en dat hij vastbesloten was haar leven te redden. Dag na dag herhaalde hij deze verklaring en uiteindelijk overtuigde hij het arme meisje ervan dat hij inderdaad haar minnaar was. Toen vertelde hij haar, dat zij het niet wist, maar dat haar moeder en zusters door vele getuigen van ketterij werden beschuldigd, en dat hij, om de liefde die hij voor haar koesterde, hen wilde redden; maar dat hij, om zijn doel te bereiken, volledig over hun zaak moest worden ingelicht, onder geheimhouding, opdat hij zo te werk zou kunnen gaan om hen allen van de dood te redden. Zij trapte in de val en vertelde hem alles. Zijn doel was bereikt. Hun gesprek eindigde. De volgende dag riep hij haar weer voor een audiëntie en liet haar voor de rechter verklaren, wat zij hem had onthuld in de veronderstelde hoedanigheid van minnares. Dat was genoeg. De moeder en haar dochters werden samen naar de vlammen gestuurd. En de duivel zag zijn slachtoffers verbranden.” Zal God zich niet wreken op zo’n volk als dit?
Onze schrijver heeft zich niet verwaardigd zijn bladzijden te verontreinigen met details over de wellust van de heilige vaders van het heilige ambt, anders had hij een verhaal kunnen vertellen van het soort dat ravenlokken doet verbleken, en het vlees van mensen op hun botten doet kruipen. Pandemonium was het paradijs zelf vergeleken met de inquisitie. Hij gaat zelfs niet dieper in op de gruwelijke wreedheden die werden begaan, dan nauwelijks voldoende is voor zijn doel, maar de hele geschiedenis is niettemin schrijnend tot de laatste graad.
Zelfs terwijl deze ellendelingen hun slachtoffers verpletterden, vreesden zij klaarblijkelijk hun getuigenis, en vonden het nodig hun heilige getuigenis te beteugelen. De knevel, in zijn meest wrede vorm, lag altijd klaar. Eén voorbeeld mogen we niet onvermeld laten: “Dr. Michael Geddes zag, toen een gevangene naar buiten werd gebracht die verscheidene jaren in een kerker had gezeten waar het daglicht nooit doordrong, de arme man zijn ogen opheffen naar de zon, en hoorde hem in vervoering uitroepen, alsof hij overweldigd was door de majesteit van het object: ‘Hoe kunnen mensen die dat glorieuze lichaam aanschouwen een ander wezen aanbidden dan Hem die het geschapen heeft?’ Onmiddellijk werd hem de mond gesnoerd, en de Jezuïeten die hem naar de Terreiro de Paco begeleidden, werden niet meer lastig gevallen met zijn overpeinzingen.”
Waarover zullen wij ons het meest verbazen, het uithoudingsvermogen van de gelovigen of de wreedheid van hun kwelgeesten? Is het niet onomstotelijk bewezen dat er geen grens is aan de wreedheden die mensen zullen begaan wanneer zij er eenmaal van overtuigd zijn dat zij de hoeders zijn van het geweten van anderen? Het verspreiden van godsdienst met alle middelen en het verbrijzelen van ketterij met alle middelen is de praktische gevolgtrekking uit de leer dat de ene mens de godsdienst van de andere mag controleren. Als het de plicht van een staat is om een bepaalde vorm van geloof te bevorderen, dan zal er langzaam maar zeker vervolging plaatsvinden door de zekere inductie van onze natuur. Om voor altijd te voorkomen dat Pausgezinden Protestanten roosteren, Anglicanen Romaanse priesters ophangen en Puriteinen Quakers geselen, moet elke vorm van staatskerkendom volkomen worden afgeschaft, en de herinnering aan de lange vloek die het over de wereld heeft geworpen voor altijd worden uitgewist.