40 Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan; Gij hebt zijn kroon ontheiligd tegen de aarde. 41 Gij hebt al zijn muren doorgebroken; Gij hebt zijn vestingen nedergeworpen. 42 Allen, die den weg voorbijgingen, hebben hem beroofd; zijn naburen is hij tot een smaad geweest. 43 Gij hebt de rechterhand zijner wederpartijders verhoogd; Gij hebt al zijn vijanden verblijd. 44 Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, en hebt hem niet staande gehouden in den strijd. 45 Gij hebt zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten. 46 Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort; Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela.
De Heere had beloofd het zaad van David niet te verwerpen, en toch leek het alsof Hij dat had gedaan, en wel op de meest toornige manier, alsof Hij de persoon van de koning verafschuwde. Gods daden kunnen in onze ogen het omgekeerde zijn van Zijn beloften, en dan is het beste wat wij kunnen doen, tot Hem gaan in gebed en het Hem voorleggen precies zoals we het ervaren. Wij mogen dat doen, want deze heilige en geïnspireerde man deed het ook zonder dat hij terechtgewezen werd, maar wij moeten het wel in ootmoed en geloof doen.
Israels koning was niet langer beschermd tegen de lasterlijke aanvallen van minachtende tongen; het ontzag dat de koninklijke naam behoorde te omgeven, scheidde hem niet langer van zijn volksgenoten. De ‘goddelijkheid die een koning omgeeft’ was weg. Tot nu toe was de koninklijke familie als een wijnstok binnen een omheining geweest, maar de muur was nu afgebroken en de wijnstok was onbeschermd. Het is een treurige waarheid dat in veel gevallen de ommuringen van de Kerk verwoest zijn, dat de scheidslijn tussen Kerk en wereld bijna verdwenen is en dat goddeloze mannen de heilige ambten vervullen. Ach, Heere God, zal het altijd zo blijven?
Zal Uw ware wijnstok verlaten worden door U, o grote Landman? Richt de afzettingen weer op, en bewaar Uw Kerk als een wijngaard speciaal voor Uzelf. De versterkingen van het land waren in handen van de vijand en werden ontmanteld, de verdedigingswerken van het koninkrijk werden neergehaald. Op deze manier zijn kostbare waarheden, die de bolwerken van de kerk waren, bestormd door ketterij, en de citadellen van de gezonde leer overgeleverd aan de vijand. O God, hoe kunt Gij dit toelaten? Zult Gij, als de God der waarheid, niet opstaan en de onwaarheid vertreden?
De koning van Israël heeft zijn macht verloren om binnenslands te regeren en buitenslands te verslaan. Dat gebeurde met koningen van Davids geslacht, en, pijnlijker om vast te stellen, het gebeurt in onze tijd met het zichtbare koninkrijk van de Heere Jezus. Waar is de glorie van Pinks teren? Waar is de majesteit van de Reformatie? Waar zien we Zijn koninkrijk komen onder de mensenkinderen? Wee ons, want de glorie is verdwenen, en de evangelietroon van Jezus is aan ons oog onttrokken! In onze tijd moeten wij het gebrek aan striktheid in de godsdienst betreuren – de heroïsche dagen van het christendom zijn voorbij, zijn ravenzwarte haren zijn doorweven met een voortijdig grijs. Is dit in overeenstemming met het verbond? Kan dit zijn zoals de Heere heeft beloofd? Laten wij ons richten tot de rechtvaardige Rechter van de ganse aarde, en Hem smeken Zijn Woord te vervullen waarin Hij heeft beloofd dat zij die op Hem wachten hernieuwde kracht zullen ontvangen.
Overweging:
Het is droevig voor de kerk als zij die pal voor haar behoren te staan, dat niet kunnen.