8 Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af? 9 Gij deedt een oordeel horen uit den hemel; de aarde vreesde en werd stil, 10 Als God opstond ten oordeel, om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen. Sela. 11 Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden. 12 Doet geloften en betaalt ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Dien, Die te vrezen is, geschenken brengen; 13 Die den geest der vorsten als druiven afsnijdt; Die den koningen der aarde vreselijk is.
De vrees voor de mens is een valstrik, maar de vrees voor God is een grote deugd, en heeft een grote werking ten goede op de menselijke geest. God moet diep, aanhoudend en uitsluitend gevreesd worden. Laat alle eredienst alleen Hem gelden. De engelen kwamen ten val toen hun opstand Zijn gerechtigheid uitlokte; Adam verloor zijn plaats in het paradijs op dezelfde manier; farao en andere trotse alleenheersers vergingen door Zijn strenge blik; noch op aarde noch in de hel is er iemand die de schrik van Zijn toorn kan verdragen. Hoe gelukzalig zijn zij die beschut worden door het verzoeningswerk van Jezus, en daarom geen reden hebben om de rechtvaardige toorn van de Rechter van de hele aarde te vrezen.
De mens zal Gods stem niet horen als hij niet wil, maar God ziet erop toe dat Zijn stem gehoord kan worden. Hoe gemakkelijk kan Jehova een gehoor bevelen geven! Misschien zal hij in de laatste dagen, bij enkele van zulke machtswonderen in het rijk der genade, alle aardbewoners dwingen te luisteren naar het Evangelie, en zich te onderwerpen aan de regering van Zijn glorierijke Zoon. Moge het zo zijn, Heere!
De mensen werden tot zwijgen gebracht toen Hij de rechterstoel besteeg en daadwerkelijk de rechtvaardige besluiten uitvoerde. Wanneer God stil is, maken de mensen tumult; wanneer Hij opstaat, zijn zij volkomen roerloos. De Heerser der mensen heeft een speciaal oog voor de nooddruftigen en verachten; Hij stelt Zich bovenal tot taak, recht te doen aan al hun klachten. Ze hebben nu weinig genoeg, maar hun Wreker is sterk en Hij zal hen voorzeker redden. Hij Die Zijn volk redt, is dezelfde God Die hun vijanden ten val bracht; Hij is even almachtig om te redden als om te vernietigen. Zijn naam zij de eer.
De mens blaast met de adem waarmee hij dreigt alleen maar op de trompet van de eeuwige lof van de Heere. Woedende winden sturen vaartuigen vaak des te sneller de haven binnen. De duivel wakkert het vuur aan en doet het ijzer smelten, en dan vormt de Heere het voor Zijn eigen doeleinden. Laten mensen en duivels maar tekeergaan wat ze willen, ze kunnen niet anders dan de goddelijke doelen dienen. Kwaadaardigheid is aan banden gelegd en kan die banden niet verbreken. Het vuur dat niet gebruikt kan worden, zal worden gedoofd. Zelfs het meest tomeloze kwaad heeft de Heere in bedwang, en het zal uiteindelijk ongedaan worden gemaakt ter wille van Zijn lof.
Laten de omringende volken zich buigen voor de enige levende God, laat Zijn eigen volk de offeranden bereidwillig aanbieden, en laten Zijn priesters en Levieten de eersten zijn met het heilige offer. Hij Die het verdient als onze God geloofd te worden, moet niet louter verbale eer krijgen, maar een wezenlijk huldeblijk. Vreeswekkende Gebieder, zie, ik geef mijzelf aan U.
Overweging:
God buigt de toorn van de mens om tot de lof van Zijn aanbiddelijke soevereiniteit.