15 Zo zal ik den overtreders Uw wegen leren; en de zondaars zullen zich tot U bekeren. 16 Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen. 17 Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen. 18 Want Gij hebt geen lust tot offerande, anders zou ik ze geven; in brandofferen hebt Gij geen behagen. 19 De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten. 20 Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op. 21 Dan zult Gij lust hebben aan de offeranden der gerechtigheid, aan brandoffer en een offer, dat gans verteerd wordt; dan zullen zij varren offeren op Uw altaar.
Het was Davids vaste voornemen een leraar van anderen te zijn; en beslist niemand onderricht anderen zo goed als diegene die zelf ervaringsonderwijs van God heeft gekregen. Gewezen stropers zijn de beste jachtopzieners. De leerstof van de zondaar die vergeving heeft gekregen, zal deugdelijk zijn omdat hij is onderwezen in de school van de ervaring, en zijn methode zal aanspreken, want hij zal met inlevingsvermogen doceren, als iemand die heeft ervaren wat hij uiteenzet. Het gehoor dat de psalmist wilde kiezen, is opmerkelijk; hij wilde zondaren als hijzelf onderwijzen. Anderen zouden hen kunnen verachten, maar een gedeeld gevoel smeedt mensen hecht aaneen. Als hij onwaardig was heiligen toe te rusten, wilde hij bij de zondaars binnensluipen en hun nederig vertellen over de goddelijke liefde.
Hij is zó bang voor zichzelf dat hij zijn hele wezen toevertrouwt aan de goddelijke zorg en niet durft te spreken totdat de Heere zijn door schaamte gesnoerde mond opent. Hoe wonderbaarlijk kan de Heere onze lippen openen, en wat een goddelijke dingen storten wij arme onnozelaars uit door Zijn inspiratie! Dit gebed van een boeteling is een gouden smeekbede voor een prediker. Heere, ik bied het aan voor mijn broeders en mijzelf. Maar het kan iedereen van pas komen die door schaamte voor de zonde stamelt in zijn gebed. En wanneer het ten volle verhoord wordt, begint de tong van de stomme te zingen.
De psalmist was zo verlicht dat hij ver voorbij het symbolische ritueel kon kijken; zijn geloofsoog keek verrukt naar de feitelijke verzoening. Hij zou met genoegen tienduizenden offerdieren hebben aangeboden als dat afdoende was geweest. In feite zou hij alles wat de Heere voorschreef, opgewekt hebben geleverd. Wij zijn bereid alles wat we hebben op te geven, als we maar van onze zonden gereinigd worden; en als de zonde wordt vergeven, is onze opgetogen dankbaarheid bereid tot ieder offer. Hij wist dat geen enkel brandoffer voldoende was. Zijn diepe zielennood deed hem van het beeld naar het tegenbeeld kijken, van de uiterlijke ceremonie naar de innerlijke genade.
Wanneer het hart rouwt om de zonde, wordt God meer behaagd dan wanneer de stier bloedt onder de bijl. ‘Een gebroken hart’ wijst op diepe smart, die het hele leven verbittert; het gaat om een bijna dodelijke benauwdheid op die plaats die zo essentieel is dat het niet minder dan de bron van het leven is. Een gemoed dat nederig en verdrietig gestemd is om de zonde, is zo geweldig dat het meer dan een offer is, het is een veelvoud van offers aan God. Een verbrijzeld hart is een welriekend hart. Mensen verachten hen die verachtelijk zijn in eigen ogen, maar de Heere kijkt anders dan de mens. Hij versmaadt wat mensen hoogachten, en waardeert wat zij versmaden. Nog nooit heeft God een deemoedige, wenende boeteling afgewezen, en Hij zal dat nooit doen omdat God liefde is, en omdat Jezus de Mens heet Die zondaren ontvangt.
Overweging:
Stieren en rammen begeert God niet, maar Hij is op zoek naar berouwvolle harten; één daarvan is Hem liever dan alle offergaven van de oude joodse tempel.