16 Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond? 17 Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt. 18 Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers. 19 Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog. 20 Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit. 21 Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen. 22 Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde. 23 Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.
Hij richt Zich nu tot de overtreders van de tweede tafel; eerder had Hij gesproken tot degenen die de eerste tafel hadden veronachtzaamd. U schendt openlijk Mijn zedelijke wet, en toch bent u vurige voorstanders van Mijn ceremoniële geboden. Wat hebt u daarmee te maken? Wat voor belang kunt u daarbij hebben? Durft u Mijn wet aan anderen te leren, en haar zelf ontheiligen? Wat een schaamteloosheid, wat een godslastering! U maakt er zelfs aanspraak op, de zonen van Levi te zijn. Hoezo? Uw verdorvenheid maakt u daarvoor ongeschikt, ontneemt u dit erfgoed en plaatst u buiten de lijn van opvolging. U zou erdoor tot zwijgen gebracht moeten worden, en dat zou ook gebeuren als Mijn volk zo geestelijk was als Ik hen zou willen hebben, want ze zouden weigeren naar u te luisteren, en u het deel van de tijdelijke dingen te betalen dat Mijn ware dienaren toekomt. U telt uw feestdagen, u beijvert u voor rituelen, u vecht voor uiterlijkheden, en toch veracht u de belangrijkere dingen van de wet!
Wat een afschuwelijk kwaad is dit, dat wij tot op vandaag mensen die de geboden minachten, leerstukken zien uiüeggen! Ze maken van de genade een dekmantel voor de zonde, en beoordelen zichzelf zelfs als gezonde gelovigen, terwijl hun levenswandel verdorven is. Wij hebben de genade van de leer evenzeer nodig als de leer van de genade, en zonder die leer is een apostel slechts een Judas, en een welsprekende belijder van het geloof is een volslagen vijand van het kruis van Christus.
Een voor een worden de zedelijke geboden overtreden door de zondaars van Sion. Zij die een onrein leven lijden, verbergen zich onder de mantel der vroomheid. Wij kunnen dit doen door te lachen om onfatsoenlijke grappen, te luisteren naar grove uitdrukkingen, en liederlijk gedrag in onze aanwezigheid door de vingers te zien. Hoe durven wij, als wij zo leven, te prediken, of voor te gaan in gebed, of de naam van christen te dragen? Zie hoe de Heere rechtvaardigheid peilt! Hoe duidelijk blijkt uit dit alles dat geen mens zonder heiligheid de Heere kan zien! Geen enkele mate van ceremoniële of theologische nauwgezetheid kan bedrieglijkheid of ontucht toedekken; deze smerigheden moeten door het bloed van Jezus van ons afgewassen worden, of ze zullen door Gods toorn leiden tot een vuur dat tot in de diepste hel zal branden.
‘Verstaat dit’: neem deze waarheid ter harte, u die op ceremoniën vertrouwt en u die in ongerechtigheid leeft, want u zondigt allebei in die zin dat u God vergeet. ‘Toch’ is een aandringend woord, want de Heere is onwillig om zelfs de meest goddelozen op de ondergang aan te laten gaan. Bedenk hoe onaangenomen u bent, en wendt u tot de Heere. Zie hoe u met de Eeuwige gespot hebt, en heb berouw van uw ongerechtigheden. U verwerpt de Middelaar; pas op, want u zult er op de dag van de toorn pijnlijk een nodig hebben, en geen zal er bij u zijn om voor u te pleiten. Hoe vreselijk, hoe volledig, hoe smartelijk, hoe vernederend zal de verdelging van de goddelozen zijn! God gebruikt geen zachte woorden, of fluwelen beelden, en ook Zijn dienaren mogen dat niet doen wanneer zij over de komende toorn spreken. Lezer, neem dit ter harte.
Overweging:
Atheïsten drijven de spot met die Schriften die ons zeggen dat wij rekenschap van al onze daden moeten afleggen; maar God zal hen de waarheid ervan laten ontdekken op die dag van het oordeel.