1 Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang. 2 Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende. 3 Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. 4 Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten. 5 Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn verbond maken met offerande! 6 En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela.
Om de hier gesproken woorden indrukwekkender te maken, worden er drie verheven titels genoemd, zoals in koninklijke besluiten de namen en titels van koningen bovenaan worden geplaatst. Hier wordt de ware God als almachtig omschreven, als het enige en volmaakte voorwerp van aanbidding en de uit Zichzelf Bestaande. De heerschappij van Jehova strekt zich uit over de gehele aarde, en dit besluit is dan ook tot de hele mensheid gericht. Oost en west wordt geboden te luisteren naar de God Die Zijn zon doet opkomen in elke windstreek van de wereldbol. Zullen de oproepen van de grote Koning worden geminacht? Zullen wij het durven Zijn toorn te doen ontbranden door Zijn oproep in de wind te slaan?
De Heere wordt voorgesteld niet alleen als sprekend tot de aarde, maar ook als naar voren tredend om de luister van Zijn aanwezigheid aan een verzameld heelal te openbaren. De God van weleer woonde in Sion onderzijn uitverkoren volk, maar hier worden de stralen van Zijn pracht omschreven als schijnend over alle volken. In het eerste vers werd al van de zon gesproken, maar hier gaat het om een veel stralender Zon. De majesteit van God is het meest opvallend onder Zijn eigen uitverkorenen, maar is niet tot hen beperkt; de Kerk is geen dievenlantaarn, maar een kandelaar. God schijnt niet alleen in Sion, maar ook vanuit Sion. Zij is tot een volmaakte schoonheid gemaakt door Zijn inwoning, en die schoonheid wordt door alle toeschouwers gezien als de Heere vanuit haar schijnt.
De psalmist zegt van zichzelf en zijn broeders dat zij in de onmiddellijke verwachting verkeren van de verschijning des Heeren. ‘Hij komt,’ zeggen ze, ‘onze Verbondsgod komt eraan’; ze kunnen Zijn stem van verre horen, en de schittering van het gevolg dat Hem vergezelt zien. Op deze manier moeten wij op de lang beloofde verschijning van de Heere uit de hemel wachten. Wat een moment van ontzag als de zelfopenbaring van de Almachtige tegemoet wordt gezien! Wat zal de eerbiedige vreugde en de ernstige verwachting zijn wanneer het dichterlijk tafereel van deze psalm een werkelijke gebeurtenis wordt op de laatste, grote dag! Vuur is het zinnebeeld van gerechtigheid in actie, en de storm is een teken van Zijn overweldigende macht. Wie zal niet luisteren in ernstig zwijgen wanneer zó het gerechtshof is waaruit de Rechter hemel en aarde oproept?
‘Want God Zelf is Rechter.’ Dit is de reden voor de juistheid van het oordeel. De priesters van de oude tijd, en de kerken van latere tijden werden gemakkelijk misleid, maar niet de alziende God. Er zit geen waarnemend rechter op de grote witte troon; de verwonde Heere van allen zelf weegt de getuigenissen af en kent wraak of beloning toe. Het tafereel in de psalm is een groots dichterlijk beeld, maar het is ook een ingegeven profetie van die dag die zal komen, brandend als een oven, wanneer de Heere scheiding zal aanbrengen tussen hem die Hem vreest en hem die Hem niet vreest.
Overweging:
Wij zijn geen christenen zolang we Gods verbond niet hebben onderschreven, en wel zonder enig voorbehoud.