1 Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts. 2 Want Gij zijt de God mijner sterkte; waarom verstoot Gij mij dan? Waarom ga ik steeds in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking? 3 Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg Uwer heiligheid, en tot Uw woningen; 4 En dat ik inga tot Gods altaar, tot den God der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn God! 5 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.
Stel mij in het gelijk, o God.’ Anderen zijn niet in staat mijn beweegredenen te begrijpen, en weigeren mij een rechtvaardig vonnis te geven. Mijn hart is zuiver in zijn oogmerk, en daarom breng ik mijn zaak voor U, wetend dat Gij mijn persoon onpartijdig zult wegen, en het door mij ondervonden onrecht zult herstellen. Eén advocaat als de Heere is meer dan genoeg om een volk van razende aanklagers te antwoorden. Als mensen goddeloos zijn, is het geen wonder dat zij onrechtvaardig zijn: van hen die niet trouw zijn aan God Zelf, kan niet worden verwacht dat zij op de juiste wijze met Zijn volk omgaan.
Hier wordt geargumenteerd, wat niet minder dan de zenuw van het gebed is. Als wij vaker een woordenwisseling met de Heere hadden, zouden wij meer overwinningen boeken met onze smeekbeden. Al mijn sterkte behoort aan U – daarom zal ik haar niet ten behoeve van mijzelf tegen mijn persoonlijke vijanden gebruiken. Al mijn sterkte komt van U, daarom zoek ik hulp bij U, want U kunt hem verlenen. Al mijn sterkte is in U, daarom laat ik deze opgave om mijn vijanden te weerstaan geheel aan U over. Geloof dat zulke dingen laat rusten, is een wijs geloof.
Wij zijn niet uit op licht om daarbij te zondigen, niet uit op waarheid om erdoor in de hoogte gestoken te worden, maar opdat ze onze praktische gidsen mogen zijn op weg naar de innigste verbondenheid met God. Alleen licht en waarheid zoals God die zendt, zullen dat doen. Het gewone licht is niet sterk genoeg om de weg naar de hemel te wijzen, en evenmin zullen louter zedelijke of fysieke waarheden ons de heilige berg op helpen. Maar het licht van de Heilige Geest, en de waarheid zoals zij in Jezus is, die zijn verheffend, heiligend, vervolmakend; vandaar hun deugdelijkheid om ons naar de luisterrijke aanwezigheid van God te leiden. Het is mooi om te zien hoe Davids verlangen om vrij te zijn van de verdrukking van mensen, hem ertoe drijft intenser te hunkeren naar de verbondenheid met God.
Het was niet het altaar als zodanig waar het de psalmist om ging, hij geloofde niet in heidense rituelen: zijn ziel verlangde naar geestelijke gemeenschap, gemeenschap met God Zelf zonder meer. Wat betekenen alle riten van de eredienst als de Heere er niet Zelfbij is; wat anders dan lege hulzen en droge doppen?
Let op de heilige vervoering waarin David de Heere beschouwt! Hij is niet zomaar zijn vreugde, maar zijn uitbundige vreugde; niet de bron van vreugde, de schenker van vreugde, of de bewaarder van vreugde, maar die vreugde zelf. Wanneer God ons met vreugde vervult, dienen wij haar ooit als lofprijzing aan Zijn voeten te plengen, en alle vaardigheden en talenten die wij hebben, moeten ertoe bijdragen de goddelijke oogst van roem te vergroten. God als de jouwe te hebben, en het door het geloof te weten, is de hemel voor het hart – hier ligt de volle zaligheid. ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel!… Hoop op God.’
Overweging:
Hoop op God. Hoe vreselijker de storm, hoe noodzakelijker het anker is.