1 Een psalm van David. Aleph. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen. 2 Want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen. 3 Beth. Vertrouw op den HEERE, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u met getrouwigheid. 4 En verlustig u in den HEERE, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten. 5 Gimel. Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken; 6 En zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, en uw recht als den middag. 7 Daleth. Zwijg den HEERE, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert. 8 He. Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen.
Het is helaas onder gelovigen maar al te gangbaar om in tijden van tegenspoed te denken dat zij het zwaar te verduren hebben als zij mensen die van alle godsdienst en eerzaamheid zijn gespeend, van een uitbundige voorspoed zien genieten. Je ergeren betekent onrust, vanbinnen branden, koken, van je stuk raken. Onze natuur steekt algauw een vuurtje van jaloezie aan wanneer wij wetsovertreders hoog te paard zien zitten, terwijl gehoorzame onderdanen in de modder lopen. Het is een les in de leerschool der genade, als je de meest tegenstrijdige voorzienigheden kunt gaan beschouwen met de gelovige gerustheid van iemand die er zeker van is dat de Heere rechtvaardig is in al Zijn doen.
Het geloof heft gepieker op. Wie scheel kijkt, ziet de dingen verkeerd, vandaar de jaloezie; het geloof kent een scherpere optische uitrusting om de dingen te zien zoals ze werkelijk zijn, en dat geeft vrede. Waar geloof is actief gehoorzaam. Goed doen is een treffende remedie tegen gepieker. Er is een vreugde in heilige bedrijvigheid, die het knagende onbehagen verdrijft.
Hij die eerst te horen kreeg dat hij niet moest piekeren, kreeg daarna de opdracht te vertrouwen, en vervolgens wordt hij opgeroepen met een heilig verlangen in God zijn vreugde te vinden. Maak Jehova tot de vreugde en de jubel van uw geest. Boze mensen verlustigen zich in vleselijke dingen; benijd hen niet als hun wordt toegestaan zich volop over te geven aan zulke ijdele afgoden; kijk naar uw betere bron van vreugde en geniet volop van uw edelere keus. Volg in zekere zin de goddelozen na; zij verlustigen zich in hun keus – verlustig u in de uwe en dan zult u, in plaats van jaloers te zijn, medelijden met hen hebben. Er is geen ruimte voor gepieker als wij bedenken dat God onze God is, maar er is alle aansporing tot geheiligde vreugde van het meest verheven en extatische soort. Elke naam, eigenschap, daad of elk woord van Jehova behoort ons een vreugde te zijn, en als we erover mediteren moet ons hart net zo blij zijn als de genotzuchtige eter die intens geniet van zijn uitgelezen spijzen.
Op het vlak van de persoonlijke reputatie mogen wij er met name genoegen mee nemen, stil te zijn, en de zuivering van onze naam over te laten aan de Rechter van de aarde. Hoe meer wij in dit geval piekeren, hoe slechter het voor ons is. Onze kracht is: stil zitten. De Heere zal de gelasterde zuiveren. Als wij op Zijn eer letten, zal Hij toezien op de onze. De geest tot rust manen, stil zijn voor de Heere, met heilig geduld de tijd te verwachten waarop de raadsels van de voorzienigheid zullen worden opgehelderd – daarop moet ieder deugdzaam hart gericht zijn. Een zwijgende tong bewijst in veel gevallen niet alleen een wijs hoofd, maar ook een heilig hart. Tijd betekent niets voor Hem; laat het ook voor u niets betekenen. God is het waard dat we op Hem wachten.
Gepieker ligt op het randje van grote zonde. Velen die toegaven aan een mopperende houding, kwamen op het eind tot zonde, met de bedoeling hun vermeende rechten te krijgen. Onthoud u van het vitten op anderen, zorg dat u zelf op het rechte pad bent; en verafschuw, zoals u uitwendige zonde zou vrezen, ook gemopper in uw binnenste.
Overweging:
De verlangens van God en de verlangens van de rechtvaardigen komen overeen; zij zijn eens geestes in hun verlangens.