1 Looft den HEERE, want onzen God te psalmzingen is goed, dewijl Hij liefelijk is; de lof is betamelijk. 2 De HEERE bouwt Jeruzalem; Hij vergadert Israëls verdrevenen. 3 Hij geneest de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen in hun smarten. 4 Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze allen bij namen. 5 Onze Heere is groot en van veel kracht; Zijns verstands is geen getal. 6 De HEERE houdt de zachtmoedigen staande; de goddelozen vernedert Hij, tot de aarde toe.
De stroom van de weidse rivier van het Boek der Psalmen eindigt in een waterval van lofprijzing. De onderhavige psalm begint en eindigt met ‘halleluja’. Jehova en blijde lofzegging moeten in de gedachten van een gelovige altijd met elkaar verbonden worden. Jupiter werd gevreesd, maar Jehova is geliefd. Voor iedereen van het ware zaad van Israël treedt de psalmist als koorleider op en hij roept uit: ‘Looft den Heere’. Zo’n aansporing kan met recht gericht worden tot al diegenen die iets aan de gunst van God te danken hebben; en voor wie van ons geldt dat niet? Hem betalen kunnen we niet, maar Hem loven zullen wij wel, niet alleen nu, maar in der eeuwigheid.
God verschijnt in de stoffelijke en geestelijke wereld als een bouwer en maker, en daarom is Hij te prijzen. Zijn genade, wijsheid en macht zijn alle te zien aan de formatie en vestiging van de uitverkoren zetel van Zijn eredienst; eenmaal een stad met een stenen muur, nu een kerk van geestelijke stenen. De Heere is niet alleen een bouwer, maar ook een genezer; Hij herstelt zowel gebroken muren als gebroken harten. Zijn diepe medeleven met hen die treuren is een speciaal kenmerk van Zijn goedheid. Weinigen willen zich voegen bij de moedelozen, maar Jehova kiest hun gezelschap, en blijft bij hen totdat Hij hen met Zijn vertroostingen heeft genezen. Hij verwaardigt Zich gebroken harten ter hand te nemen en te genezen: Hij doet er Zelf de zalf der genade op, en het zachte verband der liefde, en verbindt zo de bloedende wonden van hen die overtuigd zijn van zonde. Dit is de barmhartigheid van God. Zij voor wie Hij zo genadig is geweest, mogen Hem wel prijzen. De Heere is altijd aan het genezen en verbinden.
Dat is geen nieuw werk voor Hem, Hij heeft het altijd al gedaan. Het is niet iets van het verleden waar Hij nu moe van is, want Hij geneest en verbindt nog steeds. Kom, gebroken harten, kom bij de Geneesheer, Die altijd weet te genezen; toon uw wonden aan Degene Die ze zo teder verbindt!
Onze Heere en Koning is groot – grootmoedig, onbeperkt, onvoorstelbaar heerlijk. Niemand kan Zijn majesteit beschrijven, of de grootsheid van Zijn voortreffelijkheid vaststellen. Zijn daden lichten een tipje van de sluier van Zijn macht op, maar Zijn macht blijft goeddeels verborgen, want alle dingen zijn mogelijk bij God, zelfs de dingen die bij mensen onmogelijk zijn. Hij is onbeperkt in Zijn bestaan, macht en kennis, zoals deze verzen ons duidelijk leren. En toch buigt Hij Zich zo naar ons over! Want Hij is het Die zo teder de zieke zielen verzorgt, en wacht tot Hij zondige mensen genadig kan zijn. Hij wendt Zijn onbeperkte macht en oneindige begrip aan om menselijke nood te verzachten en te zuiveren. Laat Zijn lof om al deze redenen groot zijn: zelfs als de lof oneindig zou zijn, zou hij niet méér dan betamelijk zijn. In de bouw van Zijn kerk en de redding van zielen worden Zijn grootheid, macht en wijsheid alle tentoongespreid; laat Hij geloofd worden vanwege al deze eigenschappen.
Overweging:
God is zo groot dat niets groot is voor Hem, en Hij buigt zich zover neer dat niets klein is voor Hem: Zijn grenzeloze majesteit vernedert zo vanzelf de hooghartigen en verheft de deemoedigen.