5 De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw Schaduw, aan uw rechterhand. 6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts. 7 De HEERE zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren. 8 De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid.
Hier wordt de Bewaarder, Die in de twee voorafgaande verzen met voornaamwoorden werd aangeduid, speciaal genoemd – Jehova is uw Bewaarder. Wat een goudmijn aan betekenis ligt hier: de zinsnede is een massa onbewerkt goud, en wanneer het is gemunt en de afdruk van des Koningsnaam draagt, zal het al onze uitgaven dekken tussen onze geboorteplaats op aarde en onze hemelse rust. Hier is een roemrijke persoon – Jehova, Die een genadig ambt op Zich neemt en dat persoonlijk volbrengt. Jehova is uw Bewaarder, ten voordele van een begunstigde persoon – ‘uw’, en een vaste verzekering van de openbaring dat het ook op dit moment zo is – Jehova is ‘uw Bewaarder’. Kunnen wij ons de goddelijke uitspraak toe-eigenen? Zo ja, dan kunnen wij verder reizen naar Jeruzalem, zonder vrees te kennen; ja, wij kunnen door het dal van de schaduw des doods trekken zonder kwaad te vrezen.
Wij hebben hier te maken met een allerheerlijkst tweetal personen. Jehova bewaart de gelovige, niet via een tussenpersoon, maar door Zichzelf; en de beschermde persoon wordt gedefinieerd door het woord ‘u’; niet ons bezit of onze naam wordt beschermd, maar de eigenlijke mens zelf. Om dit nog indringender werkelijk en persoonlijk te maken, wordt nog een zin toegevoegd: ‘De Heere zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren’. Het bewaren van de ziel is de ziel van het bewaren. Als de ziel bewaard wordt, is alles bewaard. Het behoud van het grotere omvat dat van het kleinere voor zover het onmisbaar is voor het hoofdplan: de kern zal bewaard worden, en om dat te bereiken zal het omhulsel ook bewaard worden. God is de enige Bewaarder van de ziel. Onze ziel wordt bewaard voor de
overheersing van de zonde, de aantasting door dwaling, de zware druk van de moedeloosheid, de opgeblazenheid van de trots; bewaard voor de wereld, de duivel en het eigen vlees; bewaard voor heiligere en grotere dingen; bewaard in de liefde van God; bewaard tot aan het eeuwig koninkrijk en de glorie. Wat kan een ziel schaden die bewaard wordt door de Heere? Wanneer wij ’s morgens weggaan naar ons werk, en ’s avonds thuiskomen om te rusten, zal Jehova ons bewaren. Wanneer wij in onze jeugd erop uitgaan om het leven te beginnen, en aan het eind weer binnenkomen om te sterven, zullen wij dezelfde bewaring ervaren. Driemaal lezen wij de zin ‘de Heere zal bewaren’, alsof de heilige Drie-eenheid het woord heeft bezegeld om het zeker te maken. Welke verontrusting kan deze drievoudige belofte overleven? Deze bewaring is eeuwig, van nu aan voortdurend, zelfs tot in eeuwigheid. De hele kerk is zo verzekerd van eeuwige veiligheid: de uiteindelijke volharding der heiligen is zo verzekerd, en de glorieuze onsterfelijkheid van gelovigen is gegarandeerd. Niemand is zo veilig als zij die door God worden bewaard; niemand is zozeer in gevaar als de zichzelf veilig wanende mens.
Ere zij de Bewaarder Israel’s, Die ons onder die naam lief is geworden, omdat ons groeiende besef van zwakheid ons onze behoefte aan bewaring dieper doet beleven dan ooit.
Overweging:
Hij heeft mij niet zo teder tot hier geleid om mij pal voor de poort des hemels in de steek te laten.