1 Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. 2 Mijn hulp is van den HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. 3 Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren. 4 Ziet, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren, noch slapen.
Het is verstandig naar de sterken te kijken als je om kracht verlegen zit. De heilige man die hier een bijzonder lied zingt, keek weg van de lasteraars door wie hij werd gekweld, naar de Heere, Die alles zag vanuit Zijn hoge plaatsen, en gereed was om bijstand te zenden aan Zijn gekrenkte dienaar. Heiligen ontvangen alleen van boven hulp, zij zoeken elders tevergeefs; laten wij onze ogen opslaan in hoop, verwachting, verlangen en vertrouwen. Satan zal proberen onze ogen gericht te houden op onze ellende, opdat wij verontrust en ontmoedigd worden. Laten wij vast besluiten uit te zien en op te zien, want er is een lust voor het oog, en zij die hun ogen opslaan naar de eeuwige bergen, zullen al spoedig ook hun moed zien stijgen.
De doeleinden van God; de goddelijke eigenschappen; de onveranderlijke beloften; het verbond, in alle opzichten vast en zeker; de voorzienigheid, predestinatie, en de bewezen betrouwbaarheid van de Heere – dat zijn de bergen waarnaar wij onze ogen moeten opslaan, want daarvandaan moet onze hulp komen. Wij zijn vastbesloten dat wij niet omwonden en geblinddoekt zullen zijn, maar onze ogen zullen opslaan. Wat wij nodig hebben is hulp – machtige, doeltreffende, constante hulp, wij hebben een zeer directe hulp in onze beproeving nodig. Wat een genade dat wij die hebben in onze God. Onze hoop is gevestigd op Jehova, want onze hulp komt van Hem. Jehova, Die alles schiep, Die is opgewassen tegen alle nood; hemel en aarde staan Hem Die ze maakte ter beschikking, laat ons daarom zeer verheugd zijn in onze oneindige Helper. Hij zal eerder hemel en aarde verdelgen dan toestaan dat Zijn volk verdelgd wordt, en de eeuwige bergen zelf zullen eerder buigen dan dat Hij, Wiens wegen eeuwig zijn, zal falen. Wij zijn gehouden voorbij hemel en aarde te zien naar de Ene Die beide schiep. Het is ijdel op de schepselen te vertrouwen; het is wijs op de Schepper te vertrouwen.
Hoewel de paden des levens hachelijk en moeilijk zijn, zullen wij toch staande blijven, want Jehova zal niet dulden dat onze voeten uitglijden; en als Hij het niet zal dulden, zullen wij het niet dulden. Als onze voet zo bewaard wordt, kunnen wij er zeker van zijn dat ons hoofd en hart ook bewaard zullen worden. Wanneer er gevaren rondom ons loeren zijn wij veilig, want onze Bewaarder let ook op, en zal niet toestaan dat wij onverhoeds worden overvallen. Geen vermoeidheid of uitputting kan onze God in slaap doen vallen; Zijn waakzame ogen zijn nooit gesloten.
Het is misschien ook opmerkenswaard dat in vers 3 de Heere wordt aangeduid als de persoonlijke Bewaarder van één enkeling, en in vers 4 van allen die tot het uitverkoren volk behoren, genaamd Israël. Genade voor één heilige is de belofte van zegen voor hen allen. Gelukzalig de pelgrims voor wie deze psalm een vrijgeleide is; zij kunnen de hele weg naar de hemelse stad onbevreesd afleggen.
Overweging:
God sluit nooit Zijn ogen voor de toestand van Zijn volk, voor de noden van de wereld.