89 Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen. 90 Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan; 91 Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten. 92 Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan. 93 Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt. 94 Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht. 95 De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen. 96 In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.
Nu is de toon opgetogener, want ondervinding heeft de welluidende zanger een troostrijk inzicht in het woord van de Heere gegeven, en dat levert een blij thema op. Na heen en weer geslingerd te zijn op een stormachtige zee, springt de psalmist aan land en staat hij op een rots. Jehova’s woord is noch grillig noch onzeker; het is bestendig, vast, zeker en onwankelbaar. De leringen van mensen veranderen zo vaak dat ze nooit de kans krijgen om bestendig te worden; maar het woord van de Heere is sinds vanouds hetzelfde, en zal eeuwig onveranderd blijven. Sommige mensen zijn het allergelukkigst wanneer zij alles en iedereen onderuithalen; maar dat is niet naar Gods gedachten. De macht en glorie van de hemel hebben elke uitspraak die de mond van de Heere heeft gesproken bevestigd, en zo bevestigd dat de woorden in alle eeuwigheid dezelfde moeten blijven – gevestigd in de hemel, waar niemand erbij kan komen.
In het vorige gedeelte bezweek Davids ziel, maar hier richt de gelovige zijn blik naar buiten en stelt vast dat de Heere niet bezwijkt, noch moe is, en dat er niets aan Zijn woord mankeert. De betrouwbaarheid en onveranderlijkheid van God zijn geschikte onderwerpen voor een gewijd lied, en wanneer wij het staren op het wisselende toneel van dit leven moe zijn, vult de gedachte aan de onveranderlijke belofte onze mond met gezang. Gods doeleinden, beloften en geboden zijn allemaal vastgesteld in Zijn eigen gedachten, en geen ervan zal worden verstoord. De verbonds- bepalingen zullen niet herroepen worden, hoe verward de gedachten van mensen ook mogen worden; laat daarom in ons denken vast komen te staan dat wij trouw blijven aan het geloof in onze Jehova zolang wij ademhalen.
De natuur wordt beheerst door vaste wetten; de aarde blijft op koers door het goddelijk bevel, en laat geen afwijkende bewegingen zien; de seizoenen nemen hun bestemde volgorde in acht, de zee neemt de regel van eb en vloed in acht, en alle andere dingen zijn in hun bepaalde orde gerangschikt. Er is een overeenkomst tussen het Woord van God en de werken van God, in het bijzonder in dat opzicht dat beide constant, vast en onveranderlijk zijn. Gods woord, dat de wereld grondvestte, is hetzelfde als dat wat Hij in de Schriften heeft vervat; door het Woord van de Heere werden de hemelen gemaakt, en met name door Hem Die nadrukkelijk hét Woord is.
Als wij zien hoe de wereld op zijn plaats blijft en dat al zijn wetten hetzelfde blijven, hebben wij de verzekering dat de Heere trouw zal zijn aan Zijn verbond, en niet zal toestaan dat het geloof van Zijn volk beschaamd wordt. Als de aarde blijft, zal de geestelijke schepping blijven; als Gods Woord volstaat om de wereld te grondvesten, dan is het beslist toereikend voor de grondvesting van de individuele gelovige. Als wij weten dat wij van de Heere zijn, mogen wij erop vertrouwen dat Hij ons zal redden. Wij zijn van de Heere door schepping, uitverkiezing, verlossing, overgave en aanneming; vandaar onze vaste hoop en zeker geloof dat Hij ons zal redden.
Overweging:
Als wij de Heere hebben gezocht, kunnen wij er zeker van zijn dat de Heere ons heeft gezocht, en ons voorzeker zal redden.