65 Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, HEERE, naar Uw woord. 66 Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd. 67 Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord. 68 Gij zijt goed en goeddoende; leer mij Uw inzettingen. 69 De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte. 70 Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet. 71 Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde. 72 De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
In dit negende deel beginnen alle verzen met de letter Teth. Zij zijn het getuigenis van ervaring, getuigend van de goedheid van God, de goedgunstigheid van Zijn handelen, en de kostelijkheid van Zijn Woord. De psalmist verkondigt met name de uitnemende baten van tegenspoed en de goedheid van God door hem te beproeven. Vers 65 is het onderwerp van het hele achttal. De psalmist vertelt de Heere het oordeel van zijn hart; hij kan niet zwijgen, hij moet zijn dankbaarheid uitspreken in de aanwezigheid van Jehova, zijn God. Het is al veel dat God iets heeft ‘gedaan’ met de onbelangrijke en onwaardige wezens die wij zijn, en het is nog veel meer dat Hij ‘goed’ met ons heeft gedaan, zo goed, zo wonderlijk goed.
Hij heeft alle dingen goed gedaan: de regel kent geen uitzondering. In voorzienigheid en in genade, in het schenken van voorspoed en het zenden van tegenspoed, in alles heeft Jehova bij ons goedgedaan. Het is een kwestie van goeddoen onzerzijds als wij de Heere vertellen dat wij vinden dat Hij goed bij ons heeft gedaan; want lofprijzing van dit soort is met name passend en betamelijk. Deze vriendelijkheid van de Heere is echter geen toeval: Hij beloofde het, en heeft het overeenkomstig Zijn Woord gedaan.
Het is zeer kostelijk het Woord van de Heere vervuld te zien in onze gelukkige ervaring; het maakt de Schrift geliefd bij ons en doet ons de Heere der Schrift liefhebben. Het boek der voorzienigheid stemt overeen met het boek der belofte: wat wij lezen op de door de Geest ingegeven bladzijden komen wij weer tegen op de bladen van ons levensverhaal. Misschien hebben wij niet gedacht dat het zo zou zijn, maar berouw volgde op ons ongeloof nu wij de genade van de Heere zien jegens ons, en Zijn trouw aan Zijn woord; van nu aan zijn wij gehouden een vaster geloof in God en Zijn belofte te tonen.
Zelfs in beproeving is God goed, en doet Hij goed. Dit is de belijdenis van de bevinding. God is wezenlijke goedheid in Zichzelf, en in elke eigenschap van Zijn Wezen is Hij goed in de volste zin van het woord; Hij heeft zelfs een alleenrecht op goedheid, want niemand is goed behalve één, en dat is God. Zijn daden stemmen overeen met Zijn Wezen: uit een zuivere bron vloeien zuivere stromen. God is geen sluimerende en inactieve goedheid; Hij vertoont Zichzelf door Zijn daden, Hij is actief weldadig, Hij doet goed. Hoeveel goed Hij doet kan geen tong vermelden! Hoe goed Hij is kan geen hart bedenken! Alle eer die wij God kunnen geven is Zijn eigen eer spiegelend doen terugkeren op Hemzelf. We kunnen niet meer goeds van God zeggen dan God is en doet. Wij geloven in Zijn goedheid, en eren Hem zo door ons geloof; wij bewonderen die goedheid, en verheerlijken Hem zo door onze liefde; wij verkondigen die goedheid, en maken Hem zo groot door ons getuigenis.
Overweging:
Zie hoe dit gedeelte van de psalm gekleurd is door goedheid. Gods daden zijn goed (v. 65), het heilig oordeel is goed (v. 66), beproeving is goed (v. 67), God is goed (v. 68), en hier is de wet niet alleen goed, maar nog beter dan de duurste schat. Heere, maak ons goed door Uw goede Woord. Amen.