9 Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEEREN, in de landen der levenden. 10 Ik heb geloofd, daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest. 11 Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars. 12 Wat zal ik den HEERE vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen? 13 Ik zal den beker der verlossingen opnemen, en den Naam des HEEREN aanroepen.
Het tweede besluit van de psalmist is te wandelen voor het aangezicht van God te midden van de mensenkinderen. Met het wandelen van een mens wordt zijn levenswijze bedoeld. Sommige mensen leven slechts als in het zicht van hun medemensen, en houden rekening met oordeel en mening van mensen; maar de waarlijk deugdzame mens houdt rekening met de aanwezigheid van God, en handelt onder invloed van Zijn alziend oog. ‘Gij, God, ziet mij’ is van veel betere invloed dan ‘Mijn meester ziet mij’. Het leven van geloof, hoop, heilige vrees en ware heiligheid spruit voort uit het besef te leven en te wandelen voor het aangezicht van de Heere. Hij die gezegend is door goddelijke uitreddingen in verhoring van het gebed, beschouwt zijn eigen ervaringen als de beste reden voor een heilig leven, en de beste ondersteuning van zijn inspanningen. Wij weten dat God op een bijzondere manier Zijn volk nabij is: wat voor soort mensen moeten wij dan zijn in alle heilige omgang met elkaar en in godvrezendheid?
Niemand moet over de dingen van God spreken tenzij hij gelooft. De woorden van de twijfelaar zijn schadelijk, maar de tong van de gelovige biedt voordeel; de machtigste woorden die ooit van mensenlippen kwamen vloeiden voort uit de waarheid van God. Niet alleen de psalmist, maar ook mannen als Luther en Calvijn en andere grote geloofsgetuigen, konden allemaal uit de grond van hun hart zeggen: ‘Ik heb geloofd, daarom sprak ik’. Het heeft weinig zin te tokkelen op de snaar van ’s mensen onvolmaaktheid en arglistigheid; het is oneindig veel beter de volmaaktheid en betrouwbaarheid van God te loven. De vraag is zeer op zijn plaats: de Heere heeft ons zoveel genade betoond, dat wij om ons heen moeten kijken, en binnen in ons, om te zien wat we kunnen doen om onze dankbaarheid te tonen.
Wij moeten niet alleen doen wat voor de hand ligt, maar ook met heilige vindingrijkheid zoeken naar uiteenlopende manieren om nieuwe lofprijzingen te brengen aan onze God. Iedereen moet zijn eigen bijzondere manier hebben om dankbaarheid te vertolken. De Heere zendt iedereen een speciale weldaad. Laat ieder nagaan: ‘Wat zal ik vergelden? Welke soort dienst zou in mijn geval het passendst zijn?’ De psalmist wil zegeningen en dankzeggingen en gebeden uitspreken en dan drinken van de beker die de Heere heeft gevuld met Zijn reddende genade. Wat een beker! Op de tafel van oneindige liefde staat de beker vol zegeningen. Het is aan ons, hem door het geloof ter hand te nemen, hem tot de onze te maken, en ervan te drinken, en dan met vreugdevol hart de Genadige Die hem voor ons heeft gevuld, te loven en te verheerlijken opdat wij drinken en verkwikt worden.
Overweging:
Beminde lezer, laten we hier pauzeren en een lange en diepe teug nemen uit de beker die Jezus vulde, en laten wij dan met toegewijd hart God eer bewijzen.