4 De HEERE is in het paleis Zijner heiligheid, des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen. 5 De HEERE proeft den rechtvaardige; maar den goddeloze, en dien, die geweld liefheeft, haat Zijn ziel. 6 Hij zal op de goddelozen regenen strikken, vuur en zwavel; en een geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn. 7 Want de HEERE is rechtvaardig, Hij heeft gerechtigheden lief; Zijn aangezicht aanschouwt den oprechte.
David noemt hier de oorsprong van zijn onverschrokken moed. Hij ontleent zijn licht aan de hemel – aan de bron van goddelijke kracht. De God van de gelovige is nooit ver van hem; Hij is niet alleen de God van de onwankelbare bergen, maar ook van de gevaarlijke dalen en slagvelden. Waarom zouden wij dan vrezen? Welke samenzweringen kunnen mensen bedenken die Jezus niet zal ontdekken? Satan heeft ongetwijfeld begeerd ons te bezitten, om ons te ziften als de tarwe, maar Jezus is in de tempel en bidt voor ons, dus hoe zou ons geloof versagen? Welke aanslagen kunnen de goddelozen beramen die Jehova niet zal zien? En zal Hij, aangezien Hij in Zijn heilige tempel is, behagen scheppend in het offer van Zijn Zoon, niet ieder snood plan verijdelen en ons een zekere verlossing zenden?
Er kan niets gebeuren in de hemel, of op de aarde, of in de hel, wat Hij niet beschikt en beheerst. Hij is de grote Gebieder van de wereld. God ziet ieder mens zo aandachtig en zo volkomen alsof er geen andere schepselen in het heelal zijn. Hij ziet ons altijd; Hij wendt Zijn blik nooit van ons af; Hij ziet ons helemaal, en leest de uithoeken van onze ziel even gemakkelijk als de blik in onze ogen. Is dit niet voldoende grond voor vertrouwen, en een overvloedig antwoord op wanhopige vragen? Mijn gevaar is niet verborgen voor Hem; Hij kent mijn grenzen, en ik mag ervan verzekerd zijn dat Hij mij niet zal laten omkomen omdat ik op Hem alleen vertrouw.
Het heerlijke contrast van het laatste vers is onze aandacht waard, en het biedt nog een overweldigende reden waarom wij standvastig moeten zijn, onwrikbaar, niet meegesleept door vrees, of verleid tot wereldse middelen om beproevingen te vermijden. Het is niet alleen Zijn hoge taak om gerechtigheid te beschermen, het is ook Zijn aard haar lief te hebben. Het hoort onlosmakelijk bij het wezen van God dat Hij rechtvaardig is; vrees dus niet de uitkomst van al uw beproevingen, maar ‘wees rechtvaardig, en vrees niet’. God geeft Zijn goedkeuring, en als mensen ertegen zijn, wat doet het ertoe? Wij hoeven nooit in verlegenheid te zijn, want God geeft ons Zijn goedkeuring. Hij Iet op de rechtvaardige, Hij geeft hem Zijn goedkeuring, Hij schept behagen in hem. Hij ziet Zijn eigen beeld in hem, een beeld van Zijn eigen ontwerp, en daarom kijkt Hij met voldoening naar hem. Zouden we het wagen ons over te geven aan ongerechtigheid om de nood te ontlopen? Laten we afrekenen met achterwegen en zijwegen, en laten we ons houden bij die eerlijke weg van het recht, waarlangs Jehova’s stralend gelaat ons zal bijlichten. Er is geen ruimte of reden voor een terugtocht. Voorwaarts! Laat de voorhoede oprukken! Naar het front met alle kracht en geestdrift van ons hart. Vooruit, vooruit! In naam van God, vooruit! Want ‘de Heere der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek’.
Overweging:
Ga te rade bij God. De hemel ziet neer op de hel. God kan u op ieder moment vertellen welke samenzweringen daar tegen u gesmeed worden.
