4 De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. 5 De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns. 6 Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land. 7 Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.
We zijn bij het hart van de psalm gekomen, dat tevens het middelpunt en de ziel van ons geloof is. Onze Heere Jezus is een priester-koning krachtens de oude eed van Jehova. Het moet een ernstige en zekere aangelegenheid zijn die de Eeuwige ertoe brengt een eed af te leggen, en bij Hem stelt een eed het besluit voor eeuwig vast. Maar in dit geval, als om de verzekering duizendvoudig zeker te maken, wordt eraan toegevoegd ‘en het zal Hem niet berouwen’. Gezworen wordt dat Jezus de priester van Zijn volk zal zijn, en Hij moet dat blijven tot het einde, omdat Zijn opdracht wordt bezegeld door de onwrikbare eed van de onveranderlijke Jehova. Als dit priesterschap herroepen kon worden, en Zijn gezag opgeheven, zou dat het einde zijn van alle hoop en leven voor het volk dat Hij liefheeft. Maar deze vaste rots is de basis van onze veiligheid – de eed van God vestigt onze glorieuze Heere zowel in Zijn priesterschap als op Zijn troon. Het is de Heere Die Hem voor eeuwig als priester heeft aangesteld, Hij heeft het onder ede gedaan, de eed is onberouwelijk, heeft nu zijn uitwerking, en zal door alle eeuwen in stand blijven; onze veiligheid in Hem is dan ook boven alle twijfel verheven.
De ordening van Melchizédeks priesterschap was de oudste en primitiefste, het meest vrij van ritueel en ceremonie, de natuurlijkste en eenvoudigste, en tegelijkertijd de meest eerwaardige. Die oude patriarch was de vader van zijn volk, hij regeerde en onderwees hen tegelijkertijd; hij zwaaide zowel de scepter als het wierookvat, regeerde in rechtvaardigheid, en bracht offers voor het aangezicht van de Heere. Er is nooit een ander opgestaan dan hij, want telkens als de koningen van Juda het priesterambt probeerden te bemachtigen, werden zij teruggedreven in hun verwarring; God wilde geen andere priester-koning dan Zijn Zoon. Melchizédeks functie was uitzonderlijk; niemand ging hem voor, niemand volgde hem op. Hij treedt op geheimzinnige wijze de geschiedenis binnen: er wordt geen afstamming gegeven, geen geboortedatum, noch een overlijdensbericht. Hij zegent Abraham, ontvangt de tiende, en verdwijnt van het toneel te midden van eerbewijzen die aantonen dat hij groter was dan de stichter van het uitverkoren volk. Hij vertoont zich maar eenmaal, en die ene keer is voldoende.
Onze Heere Jezus blijft ons, net als Melchizédek, voor ogen staan als een priester van goddelijke ordening; niet priester geworden door vleselijke geboorte, als de zonen van Aaron. Hij noemt noch vader, noch moeder, noch afkomst, als Zijn recht op het heilige ambt; Hij staat op de grond van Zijn persoonlijke verdiensten, helemaal alleen; zoals geen mens aan Hem voorafging in Zijn werk, kan niemand Hem opvolgen; Zijn ordening begint en eindigt met Zijn eigen Persoon, en in Hemzelf is ze eeuwig. De Koning-Priester is hier geweest en heeft Zijn zegen op het gelovig zaad nagelaten, en nu zit Hij in heerlijkheid in Zijn volle hoedanigheid, ons verzoening brengend krachtens Zijn bloed, en alle macht uitoefenend in onze naam.
Overweging:
De huidige psalm groeit uit de vorige psalm zoals de Olijfberg, de hemelvaartsberg, oprijst uit het dal van Gethsémané aan de voet van de berg.